Woordgrapjes hebben de overhand
BNN-presentator en Wie is de mol-deelnemer Tim Hofman (1988) behoeft eigenlijk geen verdere introductie. Zijn dichtbundel getiteld Gedichten van de broer van Roos kwam na verschijning binnen op nummer twee in de Bestseller60. Hofman spreekt vooral een jong publiek aan en veel van zijn gedichten zijn gebaseerd op of geïnspireerd door ex-vriendinnen en relaties van hemzelf. Het dichten begon voor Hofman na een auto-ongeluk dat hem op zijn veertiende bijna het leven kostte.
De bundel van Hofman bevat veel typografische grapjes. Zo is er een gedicht over timmerman Jozef in de vorm van een kruis. Hofman laat tijdens een interview in de Poëzieweek weten dat de complexiteit en het technische van poëzie is wat hem aanspreekt. 'Ik zie de technische beperking die je jezelf oplegt bij het dichten als een puzzel. Het is een manier om nieuwe ontdekkingen te doen over wat je eigenlijk wil zeggen.'
Inderdaad zijn er een paar complexe gedichten aan te wijzen in de bundel die zeker prijzenswaardig zijn, het indrukwekkendste voorbeeld hiervan is 'Eenzaam, twee samen'. De complexiteit van dit gedicht is heel interessant en er zitten zoveel lagen in dat je het als lezer wel een paar keer moet herlezen om te zien waar het eigenlijk om draait. Dat is wat goede poëzie moet doen; uitnodigen tot herlezing, orde scheppen in de chaos van woorden op papier.
Ook het eerste gedicht, 'Mijn ex-vriendin had anorexia en ik had daar last van (fictie)', is zeker de moeite waard en doet wat Hofman hoopt dat zijn gedichten doen; de dialoog openen. Hofman geeft in het interview met Abdelkader Benali aan dat de gedichten waar hij tussen haakjes ‘fictie’ achter heeft gezet voor hem het lastigst waren. Dat ze zeker geen fictie zijn, maar dat de achtergrond gecompliceerder is dan de platte tekst hem doet lijken. Het zijn deze moeilijke, persoonlijke gedichten die de bundel nog enigszins de moeite waard maken. Laten we hopen dat Hofman in de toekomst nog meer opengooit wat dat betreft, dan mogen we er nog heel wat van verwachten.
Verder zijn het helaas vooral de flauwe woordgrapjes die de overhand hebben. Grapjes in de spelling, grapjes in klanken en andere talen: ‘Ei / L’oeuf / You’. Je moet ervan houden en een paar keer is het leuk, maar daarna wordt het al snel een trucje, iets wat je als lezer doet zuchten aan het eind van een gedicht en dat na twee keer lezen vooral vervelend wordt. Binnen het thema 'humor' van de Poëzieweek past deze bundel perfect, maar mochten er meer bundels gaan volgen, dan liever een bundel vol ‘fictie’ dan een bundel vol woordgrapjes.
Reageer op deze recensie