Opbouw en spanning
Het debuut van Lize Spit verscheen als een van de eerste drie titels bij Das Mag en werd een groot succes. Het smelt werd in meer dan tien talen vertaald, was het best verkochte boek van Vlaanderen in 2016 en won onder andere de Bronzen Uil, werd uitgeroepen tot Boek van het Jaar bij NRC Handelsblad en stond op de shortlist voor de Libris Literatuurprijs. Eind 2020 verscheen de langverwachte tweede roman van Spit, eveneens bij Das Mag: Ik ben er niet.
Leo is tien jaar samen met haar vriend Simon, beiden kennen een moeizame jeugd en ze zijn onafscheidelijk. Ze hebben niemand anders nodig, totdat Simon een keer midden in de nacht thuiskomt met een nieuwe tattoo en hij vanaf dat moment een heel ander persoon lijkt. Hij zegt zijn baan op, ziet overal samenzweringen en verliest zichzelf in nieuwe obsessies. Leo’s zorgvuldig opgebouwde wereld valt uit elkaar en wordt langzaam steeds gevaarlijker.
Net als in Het smelt zit de spanning in deze tweede roman niet direct in thrillerachtige elementen of verschillende wrede scènes (die wel degelijk in het verhaal aanwezig zijn en de lezer af en toe doen gruwelen). De échte spanning zit hem voornamelijk in de opbouw van het verhaal. Al vanaf de eerste pagina weet de lezer dat er iets gebeurd is, iets ernstigs, maar het hoe, wat of waarom blijft tot de laatste pagina’s een raadsel.
De auteur heeft een master in scenarioschrijven en dat is zowel in haar eerste als haar tweede roman duidelijk terug te zien. De opbouw, de spanning, maar ook de schrijfstijl getuigen van haar achtergrond. Spit roept beelden op en heeft daarvoor geen ingewikkelde woorden of ingenieuze literaire zinsconstructies nodig.
'Alles wat pijnlijk of lelijk was beschouwde ik als materiaal, ik filterde het weg door het op te schrijven, in de hoop uiteindelijk in de werkelijkheid, in de herinnering zelf het goede over te houden, onaangeroerd.'
De paar minuten van Leo van de winkel naar huis, nadat ze een telefoontje kreeg over de daden van Simon, worden door het hele boek heen verspreid en steeds minuut voor minuut minutieus uitgewerkt. Deze kleine fragmenten worden afgewisseld met langere hoofdstukken die in chronologische volgorde het verhaal van Simon door de ogen van Leo vertellen: van hun gelukkige beginjaren tot zijn eerste ziekenhuisopname en de medicijnenmix die daarop volgt.
'Wij waren de twee scheefgezakte pilaren die, zodra je ze tegen elkaar aan deed leunen, steviger zouden staan dan één ongeschonden, op zichzelf staande pilaar ooit kon.'
Leo heeft het zwaar en vertrouwt Simon niet meer, maar tegelijkertijd is het verhaal dat ze over Simon vertelt, ook als ze dat in verschillende anonieme columns in de Libelle doet zonder zijn medeweten, opvallend verwijtloos. De liefde van Leo voor Simon blijft overeind en daarmee het belangrijkste; zij is net zo afhankelijk van hem als dat hij in zijn situatie van haar is.
'Hoop is de lucht die je door de feiten heen klopt om ze iets lichter en draaglijker te maken, zodat je kunt blijven ademen, maar het is precies dat wat straks allemaal kan inzakken.'
Ik ben er niet is meer dan een verhaal over iemand die kampt met een bipolaire stoornis en juist het perspectief van Leo laat de ontwrichting van de omgeving, de toewijding en het onvermijdelijke verraad maar vooral ook de liefde zien.
Reageer op deze recensie