Lezersrecensie
Van kunst naar creatieve therapie
De debuutroman Kleihuid van Herien Wensink speelt zich af in de Eerste Wereldoorlog. Wensink studeerde Nederlands en Algemene Cultuurwetenschappen in Amsterdam en specialiseerde zich tijdens haar studie in literatuur uit de Eerste Wereldoorlog. Als cultuurredacteur bij NRC Handelsblad en tegenwoordig als theaterredacteur bij de Volkskrant combineerde ze schrijven en kunst al met elkaar en deze trend zet zich voort in haar eerste roman.
In een revalidatieoord in Vlaanderen (1918) delen de Britse officier Rupert Atkins en soldaat Harvey Cole noodgedwongen een kamer. Harvey liep ernstige verwondingen op aan zijn gezicht en wonderdokter Williams helpt het te herbouwen, maar met Rupert lijkt op het eerste gezicht niets mis. Williams wil steeds met hem praten, maar Rupert weigert zijn ervaringen aan het front en in het niemandsland te delen. Langzaam ontstaat een band tussen de twee militairen en komt aan het licht welke verschrikkingen de oorlog heeft aangericht.
Dat Wensink zich jaren verdiept heeft in de Eerste Wereldoorlog is meteen aan haar roman af te lezen. Het is bewonderenswaardig hoe de auteur de sfeer en de situatie in oorlogstijd weet te beschrijven. Door steeds een beetje meer van de ervaringen van de militairen bloot te geven blijft de lezer geboeid en nieuwsgierig verder lezen, de intrigerende beschrijvingen met veel oog voor detail helpen daar ook bij.
“Hij ploetert met zijn laarzen door de zompige aarde. Het glanzende niemandsland is zwart en desolaat. Een eenzaam schijfje maan werpt zilveren spikkels op de modder, de lucht is zo dik dat hij erdoorheen moet waden.”
Rupert was een gevierd kunstenaar voor de oorlog uitbrak, maar vervalt in het revalidatieoord in creatieve therapie, de klei waarmee hij eerder werkte doet hem nu vooral denken aan de modder van het niemandsland, zijn handen trillen bij elke beweging. Hoewel Rupert lichamelijk niets mankeert, weet Wensink duidelijk weer te geven hoe zijn trauma zich uit en dat tegelijk door te trekken naar een algemenere tendens in de kunsten na de oorlog. De onmacht in de kunst na de verschrikkingen in de oorlog, het gebrek aan esthetiek, het verlangen naar destructie.
Met de gevolgen van de oorlog is voor sommige (ex-) militairen niet te leven, ook dat is op verschillende manieren knap verwerkt in Kleihuid. “Het was de confrontatie met zijn eigen onmacht: het onvermogen om te gaan met imperfectie.” Het originele einde dat de wonderlijke vriendschap tussen de twee mannen bezegeld maakt de roman helemaal af en het geheel verdient grote lof.
Identiteit, vriendschap, trauma en kunst tegen de achtergrond van de Vlaamse loopgraven is een perfecte combinatie voor Wensink en maakt Kleihuid in veel facetten een erg interessante roman, waar je niet alleen als cultuurwetenschapper maar zeker ook als literatuurliefhebber – ondanks de heftige onderwerpen - erg blij van wordt.
In een revalidatieoord in Vlaanderen (1918) delen de Britse officier Rupert Atkins en soldaat Harvey Cole noodgedwongen een kamer. Harvey liep ernstige verwondingen op aan zijn gezicht en wonderdokter Williams helpt het te herbouwen, maar met Rupert lijkt op het eerste gezicht niets mis. Williams wil steeds met hem praten, maar Rupert weigert zijn ervaringen aan het front en in het niemandsland te delen. Langzaam ontstaat een band tussen de twee militairen en komt aan het licht welke verschrikkingen de oorlog heeft aangericht.
Dat Wensink zich jaren verdiept heeft in de Eerste Wereldoorlog is meteen aan haar roman af te lezen. Het is bewonderenswaardig hoe de auteur de sfeer en de situatie in oorlogstijd weet te beschrijven. Door steeds een beetje meer van de ervaringen van de militairen bloot te geven blijft de lezer geboeid en nieuwsgierig verder lezen, de intrigerende beschrijvingen met veel oog voor detail helpen daar ook bij.
“Hij ploetert met zijn laarzen door de zompige aarde. Het glanzende niemandsland is zwart en desolaat. Een eenzaam schijfje maan werpt zilveren spikkels op de modder, de lucht is zo dik dat hij erdoorheen moet waden.”
Rupert was een gevierd kunstenaar voor de oorlog uitbrak, maar vervalt in het revalidatieoord in creatieve therapie, de klei waarmee hij eerder werkte doet hem nu vooral denken aan de modder van het niemandsland, zijn handen trillen bij elke beweging. Hoewel Rupert lichamelijk niets mankeert, weet Wensink duidelijk weer te geven hoe zijn trauma zich uit en dat tegelijk door te trekken naar een algemenere tendens in de kunsten na de oorlog. De onmacht in de kunst na de verschrikkingen in de oorlog, het gebrek aan esthetiek, het verlangen naar destructie.
Met de gevolgen van de oorlog is voor sommige (ex-) militairen niet te leven, ook dat is op verschillende manieren knap verwerkt in Kleihuid. “Het was de confrontatie met zijn eigen onmacht: het onvermogen om te gaan met imperfectie.” Het originele einde dat de wonderlijke vriendschap tussen de twee mannen bezegeld maakt de roman helemaal af en het geheel verdient grote lof.
Identiteit, vriendschap, trauma en kunst tegen de achtergrond van de Vlaamse loopgraven is een perfecte combinatie voor Wensink en maakt Kleihuid in veel facetten een erg interessante roman, waar je niet alleen als cultuurwetenschapper maar zeker ook als literatuurliefhebber – ondanks de heftige onderwerpen - erg blij van wordt.
2
Reageer op deze recensie