Lezersrecensie
Een intelligente driehoeksverhouding
Ian McEwan (1948) is een van de gerenommeerdste Engelse schrijvers van vandaag de dag. Zijn boeken worden in meer dan dertig talen uitgegeven en hij is vooral bekend van de extreme situaties waarin zijn personages terechtkomen en vervolgens nooit meer dezelfde zijn. Zijn meest bekende titels zijn verfilmd, waaronder Aan Chesil Beach, Boetekleed en het recente De Kinderwet. Zijn laatstverschenen roman was Notendop en in 2019 voegde hij Machines zoals ik aan zijn omvangrijke oeuvre toe. De Nederlandse vertaling werd verzorgd door Rien Verhoef bij uitgeverij De Harmonie.
Charlie koopt Adam. Adam is een robot, maar met een eigen persoonlijkheid. Een persoonlijkheid die Charlie samen met de jongere Miranda, waar hij verliefd op is, heeft samengesteld. Adam is bijna niet te onderscheiden van een echt persoon en streeft zijn makers al snel voorbij waar het zijn vindingrijkheid en intelligentie betreft. De driehoeksrelatie tussen Charlie, Miranda en Adam komt verschillende malen onder druk te staan, zowel van binnenuit als van buitenaf.
“Hij werd aangeprezen als een metgezel, een intellectuele sparringpartner, vriend en manusje-van-alles dat kon afwassen, bedden opmaken en ‘denken’. Elk moment van zijn bestaan, alles wat hij hoorde en zag, sloeg hij op en was terug te halen.”
Een menselijke robot, dat klinkt als toekomstmuziek (of dystopisch futurisme, afhankelijk van de lezer) maar McEwan laat zijn verhaal afspelen in 1982, wat op zijn minst een bijzondere keuze te noemen valt. Ook sleept McEwan daarmee een heleboel politiek en geschiedenis het verhaal in. Hoewel de politieke situatie van die tijd lijkt op de situatie waarin Europa en het Verenigd Koninkrijk zich op dit moment bevinden, voegen de politieke elementen weinig toe. Ze blijven bijzaak en doen geen recht aan waar dit boek eigenlijk over gaat; de driehoeksverhouding tussen Adam, Miranda en Charlie, de artificiële intelligentie die zijn doel en makers voorbij schiet.
McEwan kiest waarschijnlijk toch voor deze periode om Alan Turing een prominente plaats in zijn verhaal te kunnen geven. De auteur reflecteert op de wetenschappelijke geschiedenis en ontwikkeling en ook op de filosofische en ethische kant van Adam als artificiële intelligentie die de mens inhaalt en daardoor zelf ongelukkig wordt, te perfect om in een menselijke wereld te kunnen functioneren. Het verschil tussen mens en machine is aanwezig in het boek maar krijgt geen centrale plek.
Het taalgebruik van McEwan is ingewikkeld en het boek zit gecompliceerd in elkaar. De politiek, de maatschappij, de wetenschap, de filosofie, de driehoeksverhouding, McEwan voegt er ook nog een misdaad en een rechtszaak aan toe. Een gebeurtenis die losstaat van de rest van de gebeurtenissen maar wel een grote invloed heeft op de relatie tussen Charlie, Adam en Miranda. McEwan had beter een keuze kunnen maken tussen een spannend misdaadverhaal, een wetenschappelijke en filosofische analyse van zijn geschapen probleem of de uitwerking van de driehoeksverhouding tussen de twee hoofdpersonages en de androïde.
Machines zoals ik is een flink boek, maar het is te beknopt om al deze ideeën in kwijt te kunnen, hoe interessant alle vragen die McEwan opwerpt ook zijn. Het boek is zeker de moeite waard voor ieder die geïnteresseerd is in kunstmatige intelligentie en de toepassingen en mogelijkheden. Voor iedereen die wil nadenken over wat ons mensen tot mensen maakt, maar het verhaal mist hier en daar nog wat diepgang als het over die onderwerpen gaat en is meer dan een simpel misdaadverhaal.
Charlie koopt Adam. Adam is een robot, maar met een eigen persoonlijkheid. Een persoonlijkheid die Charlie samen met de jongere Miranda, waar hij verliefd op is, heeft samengesteld. Adam is bijna niet te onderscheiden van een echt persoon en streeft zijn makers al snel voorbij waar het zijn vindingrijkheid en intelligentie betreft. De driehoeksrelatie tussen Charlie, Miranda en Adam komt verschillende malen onder druk te staan, zowel van binnenuit als van buitenaf.
“Hij werd aangeprezen als een metgezel, een intellectuele sparringpartner, vriend en manusje-van-alles dat kon afwassen, bedden opmaken en ‘denken’. Elk moment van zijn bestaan, alles wat hij hoorde en zag, sloeg hij op en was terug te halen.”
Een menselijke robot, dat klinkt als toekomstmuziek (of dystopisch futurisme, afhankelijk van de lezer) maar McEwan laat zijn verhaal afspelen in 1982, wat op zijn minst een bijzondere keuze te noemen valt. Ook sleept McEwan daarmee een heleboel politiek en geschiedenis het verhaal in. Hoewel de politieke situatie van die tijd lijkt op de situatie waarin Europa en het Verenigd Koninkrijk zich op dit moment bevinden, voegen de politieke elementen weinig toe. Ze blijven bijzaak en doen geen recht aan waar dit boek eigenlijk over gaat; de driehoeksverhouding tussen Adam, Miranda en Charlie, de artificiële intelligentie die zijn doel en makers voorbij schiet.
McEwan kiest waarschijnlijk toch voor deze periode om Alan Turing een prominente plaats in zijn verhaal te kunnen geven. De auteur reflecteert op de wetenschappelijke geschiedenis en ontwikkeling en ook op de filosofische en ethische kant van Adam als artificiële intelligentie die de mens inhaalt en daardoor zelf ongelukkig wordt, te perfect om in een menselijke wereld te kunnen functioneren. Het verschil tussen mens en machine is aanwezig in het boek maar krijgt geen centrale plek.
Het taalgebruik van McEwan is ingewikkeld en het boek zit gecompliceerd in elkaar. De politiek, de maatschappij, de wetenschap, de filosofie, de driehoeksverhouding, McEwan voegt er ook nog een misdaad en een rechtszaak aan toe. Een gebeurtenis die losstaat van de rest van de gebeurtenissen maar wel een grote invloed heeft op de relatie tussen Charlie, Adam en Miranda. McEwan had beter een keuze kunnen maken tussen een spannend misdaadverhaal, een wetenschappelijke en filosofische analyse van zijn geschapen probleem of de uitwerking van de driehoeksverhouding tussen de twee hoofdpersonages en de androïde.
Machines zoals ik is een flink boek, maar het is te beknopt om al deze ideeën in kwijt te kunnen, hoe interessant alle vragen die McEwan opwerpt ook zijn. Het boek is zeker de moeite waard voor ieder die geïnteresseerd is in kunstmatige intelligentie en de toepassingen en mogelijkheden. Voor iedereen die wil nadenken over wat ons mensen tot mensen maakt, maar het verhaal mist hier en daar nog wat diepgang als het over die onderwerpen gaat en is meer dan een simpel misdaadverhaal.
1
Reageer op deze recensie