Toegankelijkheid voorop bij meesterverteller Fry
De Britse acteur, journalist, comedian en auteur Stephen Fry (1957) brengt een hervertelling van de Griekse mythen uit en – zo leest de achterflap – “geeft ze hun welverdiende plek in onze moderne tijd”. Natuurlijk is Fry niet de eerste die de Griekse verhalen op papier zet, vele dichters en bewerkers gingen hem voor, en hij zal zeker ook niet de laatste zijn. Een lezer kan zich afvragen wat Mythos aan deze geschiedenis nog toe kan voegen.
Het eerste antwoord is plezier, het plezier van het lezen staat bij Fry voorop. Voor hen die de verhalen nog niet kennen is Mythos een heel toegankelijke eerste kennismaking en voor hen die al doodgegooid werden met verhalen blijkt het boek een welkome bron van herkenning. Fry maakt een selectie van de mythen en verantwoordt in zijn voor- en nawoord netjes het waarom en hoe van deze keuzes. Zo moeten we bijvoorbeeld helaas de Griekse heldenverhalen missen, of het verhaal van Odysseus en de Trojaanse oorlog. Maar de beperking tot de godenverhalen houdt het geheel compact en overzichtelijk.
De Griekse mythen worden vaak gelezen als allegorie, symbolische fabel of metafoor, maar Fry zet de verhalen centraal precies om wat ze zijn; verhalen. Heel bewust kiest hij ervoor zijn selectie niet filosofisch of psychologisch te duiden. Fry houdt de verhalen, die ergens vast een kern van waarheid in zich dragen, in leven door ze opnieuw te vertellen en daarbij hier en daar gebruik te maken van zijn eigen fantasie. Wel laat hij zien dat er buiten zijn meest gebruikte bronnen (de Griekse dichters Hesiodus, Homerus en Apollodorus van Athene én de Romeinse dichter Ovidius) vaak alternatieve vertellingen bestaan van de mythes en er dus niet één definitief verhaal is. Fry kiest hierin de meest voorkomende vertelling of laat in een voetnoot weten welk alternatief hemzelf het meest aantrekt.
Mythische verhalen zijn allesbehalve origineel, Fry verwijst dan ook regelmatig naar de Romeinse tegenhangers of trekt de verbanden door naar de Noorse mythologie of de Bijbelse verhalen die wij vandaag de dag kennen. De verhalen over de Olympische goden zullen voor veel lezers het meest herkenbaar zijn, maar er is zoveel meer. De auteur kiest hier voor een chronologische vertelling, die natuurlijk geforceerd is, maar heel natuurlijk leest. Netjes legt hij de lezer steeds uit wie wie ook alweer is, welke onderlinge verhoudingen een rol spelen en maakt hij verwijzingen naar eerdere verhalen of verhalen die nog gaan komen, soms volgen daarbij nog voetnoten met extra uitleg of een persoonlijke noot en vaak ook met verwijzingen naar onze huidige maatschappij. Hoe kun je iets beter duidelijk maken voor een modern lezerspubliek dan de vergelijking te maken:
“Nemesis vertoont overeenkomsten met de oosterse opvatting van karma: tegenwoordig gebruiken we dit woord om de noodlottige straf te beschrijven die arrogante of verdorven mensen vroeg of laat zal treffen en in de ondergang zal storten. Sherlock Holmes was dus eigenlijk de nemesis van de schurk Moriarty, James Bond die van Blofeld en Jerry die van Tom.”
Sommige liefhebbers zullen het wellicht jammer vinden dat in de hervertelling van Fry geen enkele dichtregel meer te bespeuren is, maar Fry bewijst zich met zijn moderne taalgebruik, dat nergens te popiejopie wordt, een meesterverteller te zijn. Het lezen van Mythos geeft de lezer het idee te luisteren naar een spannend verhaal. Fry is er zich wel degelijk van bewust dat de meeste moderne hervertellingen ‘gekuiste’ versies zijn van de Griekse verhalen waarin vooral bloed, sperma en andere lichaamssappen vaak centraal stonden. Hij gaat deze gruwelijkheden niet uit de weg, maar Mythos wordt tegelijk nergens echt wanstaltig: “Het afstotelijke geluid van goddelijk geil geslobber, gekets en gegrom klonk op. Blijkbaar was dit zijn vaders interpretatie van voorspel.” En: “Op iedere plek waar goddelijk bloed viel, kon het niet anders of er kwam leven uit voort.”
Naast het plezier van het lezen en de vele verwijzingen naar de moderne tijd voegt Fry nog iets toe aan de mythen: humor. Zo heet het hoofdstuk waarin Pandora haar nieuwsgierigheid niet meer kan bedwingen ‘Domme doos’ en weet Fry op verschillende momenten een treffende samenvatting van het gebeurde te geven: “Om kort te gaan, een psychologische warboel die je zelfs met levenslange therapie niet uit de weg zou kunnen ruimen.”
Hierbij komt tot slot vertalers Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon Ruiter en Frits van der Waa een gigantisch compliment toe. Frys boek is tegelijk namelijk ook een lesje letterkunde. Hij laat zien hoe namen uit de Griekse mythologie onze eigen taal hebben beïnvloed en de knappe vertaling trekt deze conclusies door naar het Nederlands. Zo zien we bijvoorbeeld dat het Latijnse woord senectus nu nog steeds terug te vinden is in senior, senaat en seniel. En dat is maar één van de vele voorbeelden die de lezer tegenkomt.
Al met al is er op academisch gebied waarschijnlijk veel aan te merken op de hervertellingen in Mythos, maar de verhalen zoals Fry ze bedoeld heeft; als verhalen om eens goed voor te gaan zitten, zijn zeer geslaagd en een genot om te lezen. Daarbij laat Fry zien wel degelijk goed onderlegd en op de hoogte te zijn van wat hij aan het doen is en daarom voegt deze nieuwe hervertelling zeker wat toe voor de lezer en liefhebber van Griekse verhalen.
Reageer op deze recensie