De oudjes doen het nog best
De gepensioneerde spion Peter Guillam heeft voor het rustige leven in Bretagne gekozen, tot hij op een dag een brief krijgt die hem sommeert zich te melden. Eenmaal in Londen aangekomen, wordt Guillam het vuur aan de schenen gelegd over operatie Windfall, die te maken heeft met de gebeurtenissen uit Spion aan de muur uit 1963. De kinderen van de spionnen die in dat boek zijn omgekomen, eisen genoegdoening. En dus gaat Guillam, die als een echte spion alles ontkent, in een voormalig schuilhuis de rapporten en dossiers doornemen die nog vindbaar zijn over operatie Windfall, waarbij zijn ondervragers de hoop hebben dat die zijn geheugen opfrissen.
Het was dit jaar groot nieuws. John le Carré (1931) zou na meer dan 25 jaar eindelijk weer een boek schrijven over George Smiley. Dit was vooral groot nieuws omdat Le Carré altijd aangegeven had geen avonturen meer over hem te willen schrijven. En eigenlijk is Een erfenis van spionnen niet zozeer een avontuur van George Smiley als wel van zijn voormalige medewerker Peter Guillam. Het is Guillam die het verhaal vertelt en die tijdens het lezen van de rapporten en dossiers herinneringen ophaalt uit de tijd van Spion aan de muur en Edelman, bedelman, schutter, spion.
De 85-jarige auteur heeft op deze manier een handig trucje gebruikt om een hedendaagse spionagethriller te schrijven over een periode die hij als ex-spion als geen ander kent: de Koude Oorlog. Een erfenis van spionnen is geen hightech spionageroman boordevol actie, maar een spel op hoog niveau met meerdere lagen en waarbij iedereen dubbele agenda’s hanteert. En ondanks de hoge leeftijd van de auteur, is er in het boek geen spoortje van aftakeling te merken, en moet je als lezer juist je best doen om hem bij te houden.
Vooral in het begin van het boek gooit Le Carré er lange zinnen van minimaal tien regels tegenaan. Rob van Moppes, de vaste vertaler van Le Carré sinds 1986, moet er een behoorlijke kluif aan hebben gehad. Daarom is het des te meer jammer dat er nog enkele zet - en afbreekfouten in het boek zijn blijven staan, zoals ‘Br-etagne’.
‘Weet je nu alles wat je wilde weten?’
‘Nee.’
‘Ik benijd je.’
Bij Een erfenis van spionnen is de grote vraag wat er destijds echt gebeurd is met de spionnen die zijn omgekomen én wie op welk moment welke kennis bezat. Het maakt het werk van de spionnen in ieder geval niet makkelijker. Twijfel, twijfel, altijd twijfel. Verloopt een opdracht die je moet uitvoeren zonder problemen? Dan wil de tegenpartij vast dat je slaagt in je opdracht, maar waarom? Informatie is macht. Maar ook, informatie is een last. Het enige wat de lezer op het eind weet is dat er smerige spelletjes gespeeld worden en dat de waarheid, en niets dan de waarheid, nooit volledig boven water zal komen.
Reageer op deze recensie