Charmant gestuntel
Een huurmoordenaar tegen wil en dank neemt contact op met een thrillerauteur omdat hij een bijzonder verhaal te vertellen heeft dat zich drie jaar geleden afspeelde. De huurmoordenaar zorgde er toen voor dat twee oude mannen onder omstandigheden om het leven kwamen die uitgelegd zouden kunnen worden als ongelukjes. Dit waren niet zijn enige opdrachten. Nog meer oudere mensen stonden op de nominatie, om er zo voor te zorgen dat een geheim uit het verleden niet in de weg zou komen te staan van een Franse presidentskandidaat. Tegelijkertijd werd een Nederlandse politievrouw via hints (haar toegespeeld door iemand die de presidentskandidaat wilde dwarsbomen) op het spoor gezet van deze mysterieuze ongelukjes. Het zou niet lang duren voor de huurmoordenaar en de politievrouw oog in oog kwamen te staan en moesten kiezen waar hun loyaliteit lag.
Het Tati-syndroom door Benny Baudewyns is een zelfbedachte term en betekent zoveel als aan een project beginnen dat te groot voor je is. Het verwijst naar de regisseur en acteur Jacques Tati die voornamelijk bekend is door zijn film Les vacances de monsieur Hulot. In dit boek speelt zijn film Playtime een rol. Voor deze film liet Tati een compleet nieuwe stad bouwen. Het werd één van de duurste Franse films aller tijden en een financiële strop voor Tati. De restaurantscène uit deze film blijkt in dit boek ook het decor te zijn voor een clubje vrienden dat iets verschrikkelijks te verbergen heeft, tot in lengte der jaren.
Het Tati-syndroom is een Vlaamse uitgave en dat is aan het taalgebruik te merken. Zelfs de Nederlanders die in dit boek voorkomen bezigen een Vlaamse woordkeuze, wat behoorlijk vreemd over komt. Baudewyns heeft er behoorlijk werk van gemaakt om een goede plot in elkaar te zetten, maar ontkomt er niet aan dat zijn oplossingen soms flink schuren en onwerkelijk aan doen. Dat iemand bijvoorbeeld een bekentenis heeft neergepend op een beperkte ruimte is wel aannemelijk, maar laat die bekentenis dan to-the-point zijn en niet vol irrelevante details zitten. De personages zelf zijn af en toe behoorlijk aan het stuntelen (en geven dat zelf ook toe) of stappen te makkelijk over bepaalde dingen heen. Op uitgekiende momenten zijn ze ook goed in het raden van de ware toedracht, waardoor het verhaal weer verder kan.
Baudewyns komt weg met veel van dit soort zaken omdat deze onhandigheden ergens ook wel hun charme hebben. Pas op het eind van het boek vliegt hij flink uit de bocht als hij zijn verhaal in de pas wil laten lopen met echte feiten. Dit levert een zodanige confrontatie op dat het lijkt alsof Baudewyns een kunstgreep nodig had om het verhaal af te ronden. Baudewyns’ eigen Tati-syndroom?
Reageer op deze recensie