Een schitterende en spannende debuutroman
Het zal toeval zijn dat Noord-Korea momenteel dreigende nucleaire oorlogstaal de wereld in slingert, vooral richting Zuid-Korea en de Verenigde Staten — de sinds 1953 smeulende wapenstilstand staat op ontploffen. Het zal ook toeval zijn dat er een naderend akkoord is tussen de Servische en Kosovaarse regering om de Servische minderheid in Kosovo autonomer te maken. Dat onlangs uit onderzoek is gebleken dat Oslo binnen enkele decennia een niet-westerse bevolkingsmeerderheid zal hebben plus het recente besluit van de Nederlandse regering om tweeëndertig miljoen euro in wetenschappelijk dementieonderzoek te steken, het zal allemaal toeval zijn. Niettemin komt deze mengelmoes van elementen bij elkaar in Nacht in Noorwegen, een schitterende en spannende debuutroman van de in Noorwegen wonende Joods-Amerikaanse auteur Derek B. Miller.
De Joodse 82-jarige Sheldon Horowitz, geboren in New England U.S.A., wordt na de dood van zijn vrouw door kleindochter Rhea naar Noorwegen gehaald. Sputterend stemt de oude man toe om bij haar en echtgenoot Lars in Oslo te komen wonen. Hun appartement ligt in een multiculturele wijk met gehorige huizen. De zoon van Sheldon, Rhea's vader, is jaren geleden in Vietnam door een boobytrap van de Vietcong weggeblazen. Sheldons schuldgevoel is immens omdat hij zijn zoon overhaalde om voor Amerika te vechten: "Als Jood ben je Amerika wat verschuldigd." Zelf vocht hij mee in de Koreaanse oorlog, waar hij in 1951 de bloederige slag bij Incheon meemaakte. Zijn omgeving denkt dat hij dementeert, want Sheldon zou slechts een administratieve functie in het leger hebben vervuld. Hun vermoeden wordt versterkt door Sheldons botte weigering erover te praten. Waarom laat hij niet álle foto's zien die hij in de oorlog maakte? En waar zijn het Purple Heart en de Navy Commendation die hij zou hebben gekregen? Maar Sheldons herinneringen zijn akelig helder en in stilte beleeft hij het verleden opnieuw.
Op een dag is hij getuige van de moord op zijn Kosovaarse buurvrouw en ontvlucht met haar zoontje de gewelddadige vader. Als een barmhartige Samaritaan beschermt Sheldon de zwijgende jongen — voor het gemak tot Paul omgedoopt — en overvoert hem met lange monologen, veelal gelardeerd met joods-bijbelse overpeinzingen: "Het probleem is dat God alleen is. Geen mevrouw God. Niemand die tegenwicht kan bieden of Hem kan corrigeren. Hoe is het met Zijn zelfinzicht?" Sheldon is oud en stram, maar zo slim als de sluwste vos en maakt volop gebruik van zijn oorlogsherinneringen. Hij wil nog een laatste keer excelleren en die spleetogen te grazen nemen. Maar de Noorse bossen zijn van een andere orde dan het Koreaanse berglandschap. En rijden op een knalgele tractor is niet hetzelfde als varen over de Koreaanse rivieren. Ondertussen praat een ongeruste Rhea met de hoofdinspecteur van politie in Oslo. Mogelijk is Sheldon naar hun vakantiehuis in Glåmlia gevlucht? Maar Rhea is niet de enige die dat denkt
Miller had zich makkelijk kunnen vertillen aan het zware thema maar kiest voor een luchthartige vorm. Pendelend door de tijd stoeit hij met vertelperspectieven en bonte dialogen. Grappige en snedige humor, mooie flashbacks, ontroering, veel goed getimede scènewisselingen. Het is aanvankelijk lastig om te weten wat de auteur beoogt, maar tussen de regels door wordt het monster van de oorlog en het verdriet om een overleden zoon tastbaar. Sheldons authentiek overkomende visioenen tonen het onvermogen van een vader om zijn zoon na diens terugkeer uit de oorlog te helpen. Hij praat hem opnieuw de oorlog in, ondanks dat hij weet hoe het is, hoe het voelt. Sheldons bespiegelingen zijn erop gericht dit falen als vader voor zichzelf bespreekbaar te maken, zich voortdurend af te vragen: waarom? Miller zet alles overtuigend neer, soms confronterend maar meestal met een mooie touch van kunstige tegeltjeswijsheden: "Alleen ontwikkelde mensen zoeken soms naar woorden, omdat ze er zoveel hebben dat ze er ook wel eens eentje kwijtraken." Deze schrijfstijl wordt doorgevoerd bij alle personages.
Zonder een snotterboek te zijn, beschrijft Nacht in Noorwegen de hartverscheurende pogingen van een 'grumpy old man' om met zichzelf in het reine te komen en verlost te worden van het schuldgevoel dat hij iedereen heeft overleefd. Sheldon doet denken aan de chagrijnige maar goedhartige knorrepot en Korea-veteraan Walt Kowalski uit Clint Eastwoods filmdrama 'Gran Torino'. Sheldon moppert op alles, zelfs op het gemak van gereserveerde bioscoopstoelen. Want de run op een goede plek hoort bij de wetten van de jungle en is een kwestie van 'survival of the fittest'. Nacht in Noorwegen is zó goed en oprecht geschreven dat een inhoudelijke fout — een personage wordt van achteren bewusteloos geslagen maar herkent later toch de dader — welwillend wordt vergeven. Miller droeg het boek op aan zijn opa's, voor hem een manier van afscheid nemen en daarmee van een generatie met een sterk gevoel van Joods-Amerikaanse vaderlandsliefde.
Reageer op deze recensie