Lezersrecensie
Dit is een vrouwelijke tekst...
Het hoofdpersonage in dit boek is de schrijfster van ‘Een geest in de keel’.
Ze vertelt de lezer over hoe dit boek geworden is wat het is, hoe het tot stand kwam.
Ze neemt de lezer mee in haar dagelijks leven als mama van 2, daarna 3 en verderop het boek 4 kinderen, als echtgenote, als huismoeder, als dichteres en als iemand die geraakt is door de rouwklacht om Art Ó Laoghaire van de 18de eeuwse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill.
Zoals je hierboven al kon lezen probeert ze al deze rollen goed te vervullen, wat soms een beetje benauwend overkomt. Maar haar passie voor het onderzoek naar het rouwgedicht komt in dit boek het sterkst naar voren. Ze komt heel wat doodlopende sporen tegen tijdens haar speurtocht, maar laat zich niet uit het lood slaan en zoekt tot ze alle wegen heeft bewandeld. Ze wil koste wat kost Eibhlín een stem geven en de eer toekennen die ze volgens haar verdient.
Hierdoor wordt Eibhlín een soort tweede hoofdpersonage. We leren haar kennen als kind en tiener, maar vooral als jonge vrouw. We worden door de vertelster meegenomen tijdens het doorzoeken van ontelbare bibliotheken, het speuren in allerlei historische geschriften en het bezoeken van plekken die belangrijk waren in het leven van de edelvrouw die Eibhlín was in de 18de eeuw. Een sterke vrouw die wist wat ze wou in een wereld waar vrouwen amper een plekje kregen tussen de mannen die de maatschappij runden.
En dit is dan ook wat me het meest is bijgebleven van dit boek: hoe vrouwen in de geschiedenis grote rollen vervulden, maar toch verdwenen tussen de regels van de geschiedschrijving.
De taal waarin het boek geschreven is is beeldend en beschrijvend. Er zit een ritme in dat de lezer nu eens laat hollen door korte zinnen en dan weer doet slenteren langs prachtige omschrijvingen. Het doet heel sterk denken aan poëzie.
Aan het einde van het boek staat de rouwklacht om Art Ó Laoghaire van de 18de eeuwse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill 3 maal afgedrukt. De eerste versie is de Nederlandse vertaling gebaseerd op de vertaling door Doireann Ní Ghríofa, de tweede is de rouwklacht in het Iers en de derde is de Engelse vertaling van de klaagzang door Doireann Ní Ghríofa zelf.
Het is een vrouwelijke tekst, een tekst over vrouwen, een tekst vol vrouwelijke passie in al z'n vormen.
Ze vertelt de lezer over hoe dit boek geworden is wat het is, hoe het tot stand kwam.
Ze neemt de lezer mee in haar dagelijks leven als mama van 2, daarna 3 en verderop het boek 4 kinderen, als echtgenote, als huismoeder, als dichteres en als iemand die geraakt is door de rouwklacht om Art Ó Laoghaire van de 18de eeuwse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill.
Zoals je hierboven al kon lezen probeert ze al deze rollen goed te vervullen, wat soms een beetje benauwend overkomt. Maar haar passie voor het onderzoek naar het rouwgedicht komt in dit boek het sterkst naar voren. Ze komt heel wat doodlopende sporen tegen tijdens haar speurtocht, maar laat zich niet uit het lood slaan en zoekt tot ze alle wegen heeft bewandeld. Ze wil koste wat kost Eibhlín een stem geven en de eer toekennen die ze volgens haar verdient.
Hierdoor wordt Eibhlín een soort tweede hoofdpersonage. We leren haar kennen als kind en tiener, maar vooral als jonge vrouw. We worden door de vertelster meegenomen tijdens het doorzoeken van ontelbare bibliotheken, het speuren in allerlei historische geschriften en het bezoeken van plekken die belangrijk waren in het leven van de edelvrouw die Eibhlín was in de 18de eeuw. Een sterke vrouw die wist wat ze wou in een wereld waar vrouwen amper een plekje kregen tussen de mannen die de maatschappij runden.
En dit is dan ook wat me het meest is bijgebleven van dit boek: hoe vrouwen in de geschiedenis grote rollen vervulden, maar toch verdwenen tussen de regels van de geschiedschrijving.
De taal waarin het boek geschreven is is beeldend en beschrijvend. Er zit een ritme in dat de lezer nu eens laat hollen door korte zinnen en dan weer doet slenteren langs prachtige omschrijvingen. Het doet heel sterk denken aan poëzie.
Aan het einde van het boek staat de rouwklacht om Art Ó Laoghaire van de 18de eeuwse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill 3 maal afgedrukt. De eerste versie is de Nederlandse vertaling gebaseerd op de vertaling door Doireann Ní Ghríofa, de tweede is de rouwklacht in het Iers en de derde is de Engelse vertaling van de klaagzang door Doireann Ní Ghríofa zelf.
Het is een vrouwelijke tekst, een tekst over vrouwen, een tekst vol vrouwelijke passie in al z'n vormen.
2
Reageer op deze recensie