Lezersrecensie
Onverwachte troost
Greenwood van de Canadese schrijver Micheal Christie is een vuistdikke roman met rauwe levensverhalen van meerdere generaties, die onverwachte troost biedt.
Het begint in 2038 als Jacinda (Jake) Greenwood gids is op een eiland met het enige overgebleven oerbos voor de kust van Vancouver. De lucht daar is nog schoon, want de rest van de wereld zucht onder de gevolgen van de grote verdorring. Door een schimmel en verwoestende insectenplagen zijn tien jaar geleden alle bossen verdwenen en nu is er overal stof. Kinderen sterven door ribhoest, een vorm van tuberculose. Dat is een opening voor klimaatfictie, een nieuw genre waarmee schrijvers lezers willen waarschuwen voor klimaatverandering.
Ondanks de prominente rol van bomen in de levens van verschillende generaties Greenwood, die in het boek worden beschreven, heeft het klimaat (behalve in het doemscenario van 2038) niet de boventoon. Om de familiegeschiedenis van Jake Greenwood op te halen, komt een ex-vriend van Jake, maar nu advocaat op het gebied van erfrecht met een dagboek van haar oma en de onthulling dat Greenwood eiland weleens van Jake zou kunnen zijn. Dan openen zich verhaallijnen als boomringen en komen de lezers in aanraking met de levens van Ian in 2008 (de vader van Jake), die zijn leven aan zich voorbij ziet trekken terwijl hij een val maakt tijdens een reparatie van een huis. Haar oma Willow in 1974, die haar oom ophaalt uit een gevangenis en zij ontdekt dat ze zwanger is. De volgende sprong in het verleden is naar 1934. De tijd van de Dust Bowl, grote droogte in de jaren dertig in de Verenigende Staten en Canada. Daar gaat het grootste gedeelte van het boek over. In die tijd worden er drie mannen gevolgd. Allereerst Evert Greenwood, een landloper die illegaal ahornsiroop aftapt op het land van Holt en daarbij een baby vindt. Lomax, een chauffeur van Holt, die op pad gestuurd wordt om de dochter van zijn baas te vinden, die ontvoerd is. Tenslotte van Harris Greenwood, de broer van Evert, die een succesvol houthandelaar is. In de kern van het boek of van de (stam)boom is de datum 29 april 1908. Twee jongens overleven een verschrikkelijk treinongeluk en groeien op als broers.
Het mooie van Greenwood is dat er maar een paar scenes nodig zijn om een leven uit te tekenen. Een leven wat rauw is in de kern; armoede, verslaving, illegale praktijken. Zelfs in het leven van de succesvolle Harris Greenwood zitten meerdere pijnlijke ervaringen. De liefde, het vermogen om zich te verbinden met de ander, zit diep verstopt tussen de regels. Deels omdat sommige relaties niet geaccepteerd worden. De gezinnen zijn klein, vaak één ouder en één kind en disfunctioneel. Ian diepste wens is dat hij in een normaal gezin opgroeit. Waarop zijn oom zegt: Een normaal leven bestaat niet, wen er maar aan. Dat soort rauwheid heeft Greenwood.
De troost van het boek zit in het subtiele hoe een leven van en mens verandert als hij zich verbindt met een ander mens. Het is inspirerend wanneer dit een verbinding is met een kind. Er zit ook troost in de symboliek van de bomen. Het feit dat deze individuen van woudreuzen door hun wortels met elkaar verbonden zijn en zo met elkaar communiceren. Er zijn sowieso veel metaforen met bomen en hout. Wat ik bijzonder vond was dat een gekapte boom een tweede leven krijgt. Maar het indrukwekkendste is dat de geschiedenis van de grote droogte in de jaren dertig. Toen was het menselijk bestaan ook zwaar door de klimaatomstandigheden. In die periode zijn kinderen geboren, voor wie de toekomst somber was en toch dit besef: kinderen zijn niet van ons, maar wij zijn van hen en dat de mens sterk is omdat kinderen ons moed geven. Zo blijkt een doemscenario wat klimaatfictie ons voorschotelt, toch hoop te bieden zolang wij maar goede voorbeelden hebben.
Het begint in 2038 als Jacinda (Jake) Greenwood gids is op een eiland met het enige overgebleven oerbos voor de kust van Vancouver. De lucht daar is nog schoon, want de rest van de wereld zucht onder de gevolgen van de grote verdorring. Door een schimmel en verwoestende insectenplagen zijn tien jaar geleden alle bossen verdwenen en nu is er overal stof. Kinderen sterven door ribhoest, een vorm van tuberculose. Dat is een opening voor klimaatfictie, een nieuw genre waarmee schrijvers lezers willen waarschuwen voor klimaatverandering.
Ondanks de prominente rol van bomen in de levens van verschillende generaties Greenwood, die in het boek worden beschreven, heeft het klimaat (behalve in het doemscenario van 2038) niet de boventoon. Om de familiegeschiedenis van Jake Greenwood op te halen, komt een ex-vriend van Jake, maar nu advocaat op het gebied van erfrecht met een dagboek van haar oma en de onthulling dat Greenwood eiland weleens van Jake zou kunnen zijn. Dan openen zich verhaallijnen als boomringen en komen de lezers in aanraking met de levens van Ian in 2008 (de vader van Jake), die zijn leven aan zich voorbij ziet trekken terwijl hij een val maakt tijdens een reparatie van een huis. Haar oma Willow in 1974, die haar oom ophaalt uit een gevangenis en zij ontdekt dat ze zwanger is. De volgende sprong in het verleden is naar 1934. De tijd van de Dust Bowl, grote droogte in de jaren dertig in de Verenigende Staten en Canada. Daar gaat het grootste gedeelte van het boek over. In die tijd worden er drie mannen gevolgd. Allereerst Evert Greenwood, een landloper die illegaal ahornsiroop aftapt op het land van Holt en daarbij een baby vindt. Lomax, een chauffeur van Holt, die op pad gestuurd wordt om de dochter van zijn baas te vinden, die ontvoerd is. Tenslotte van Harris Greenwood, de broer van Evert, die een succesvol houthandelaar is. In de kern van het boek of van de (stam)boom is de datum 29 april 1908. Twee jongens overleven een verschrikkelijk treinongeluk en groeien op als broers.
Het mooie van Greenwood is dat er maar een paar scenes nodig zijn om een leven uit te tekenen. Een leven wat rauw is in de kern; armoede, verslaving, illegale praktijken. Zelfs in het leven van de succesvolle Harris Greenwood zitten meerdere pijnlijke ervaringen. De liefde, het vermogen om zich te verbinden met de ander, zit diep verstopt tussen de regels. Deels omdat sommige relaties niet geaccepteerd worden. De gezinnen zijn klein, vaak één ouder en één kind en disfunctioneel. Ian diepste wens is dat hij in een normaal gezin opgroeit. Waarop zijn oom zegt: Een normaal leven bestaat niet, wen er maar aan. Dat soort rauwheid heeft Greenwood.
De troost van het boek zit in het subtiele hoe een leven van en mens verandert als hij zich verbindt met een ander mens. Het is inspirerend wanneer dit een verbinding is met een kind. Er zit ook troost in de symboliek van de bomen. Het feit dat deze individuen van woudreuzen door hun wortels met elkaar verbonden zijn en zo met elkaar communiceren. Er zijn sowieso veel metaforen met bomen en hout. Wat ik bijzonder vond was dat een gekapte boom een tweede leven krijgt. Maar het indrukwekkendste is dat de geschiedenis van de grote droogte in de jaren dertig. Toen was het menselijk bestaan ook zwaar door de klimaatomstandigheden. In die periode zijn kinderen geboren, voor wie de toekomst somber was en toch dit besef: kinderen zijn niet van ons, maar wij zijn van hen en dat de mens sterk is omdat kinderen ons moed geven. Zo blijkt een doemscenario wat klimaatfictie ons voorschotelt, toch hoop te bieden zolang wij maar goede voorbeelden hebben.
2
Reageer op deze recensie