Lezersrecensie
Prachtig protret van de geestelijke gezondheidszorg op het Friese platteland
De laatste dagen van de dorpsgek is een veelkleurig beeld van de geestelijke gezondheidszorg op het Friese platteland van de afgelopen 150 jaar. Veelkleurig, omdat Anne-Goaitske Breteler meanderend langs verschillende invalshoeken licht werpt op zowel de geschiedenis van de geestelijke gezondheidszorg, alsmede een liefdevol en indringend beeld schetst van de Friese volksaard; met name die op het platteland.
Het boek is uitermate leesbaar en beeldend geschreven (dat durf ik als fictieliefhebber wel te zeggen), maar door alle portretten, bevindingen en analyses heen is Breteler ook streng. Ze gebruikt haar historische blik, waar je de antropologe zeker in herkent beslist niet alleen om een inzichtelijk beeld te schetsen. Door de hoofdstukken heen proef je dat het haar menens is, dat ze eigenlijk een correctie wil op de Friese volksaard die ze tegelijkertijd ook koestert.
Waar ik haar het meest overtuigend vind is wanneer ze impliciet een betoog op lijkt te bouwen voor een volgende feministische stap voor plattelandsvrouwen, namelijk om een grote stap te zetten in de openheid over hoe het met je gaat, maar ook openheid over dat het bijna voorgeschreven lot van de plattelandsvrouw geen template voor het leven hoeft te zijn. Er zijn andere routes mogelijk, andere invullingen. Levenswensen en dromen over de toekomst hoeven niet te worden weggestopt als ze al te zeer afwijken van wat in de omgeving normaal of acceptabel wordt gevonden. Dit is zo welgemeend dat het haast niet anders kan dan dat Breteler hierbij vrouwen in gedachten heeft: een buurvrouw, een tante, een oud-klasgenote, een moeder van een vriendin...
Speciale aandacht besteedt ze ook aan de boeren, waar uit onderzoek blijkt dat er reden is tot grote zorg over het geestelijk welzijn. Enerzijds door de langzame isolatie van boeren uit te lokale samenleving, wat Breteler overtuigend onderbouwd. Maar anderzijds ook door de enorme onzekerheid voor boeren van vandaag de dag. Dat dit grote impact heeft op het geestelijk welzijn blijkt uit het hoge aantal zelfmoorden onder boeren. Ik ken boeren die betrokken zijn bij de oprichting van Taboer, uit zorg voor de mensen om hen heen. Het is absoluut urgent. Ik schrok er dan ook van dat de regelmatig aangehaalde psychiater in het boek nauwelijks agrariërs tot zijn cliënten mag rekenen.
Er zitten veel meer lessen en aansporingen in het boek. En dan heb ik nog veel te weinig aandacht besteed aan de liefdevolle, eerlijke portretten van de mensen die sociaal als dorpsgek worden getypeerd. Kortom: dit boek is een aanrader voor wie met Breteler mee wil meanderen door de Friese geschiedenis, langs de Friese volksaard en al meanderend verdiept inzicht wil krijgen in de geestelijke gezondheidszorg op het platteland.
Het boek is uitermate leesbaar en beeldend geschreven (dat durf ik als fictieliefhebber wel te zeggen), maar door alle portretten, bevindingen en analyses heen is Breteler ook streng. Ze gebruikt haar historische blik, waar je de antropologe zeker in herkent beslist niet alleen om een inzichtelijk beeld te schetsen. Door de hoofdstukken heen proef je dat het haar menens is, dat ze eigenlijk een correctie wil op de Friese volksaard die ze tegelijkertijd ook koestert.
Waar ik haar het meest overtuigend vind is wanneer ze impliciet een betoog op lijkt te bouwen voor een volgende feministische stap voor plattelandsvrouwen, namelijk om een grote stap te zetten in de openheid over hoe het met je gaat, maar ook openheid over dat het bijna voorgeschreven lot van de plattelandsvrouw geen template voor het leven hoeft te zijn. Er zijn andere routes mogelijk, andere invullingen. Levenswensen en dromen over de toekomst hoeven niet te worden weggestopt als ze al te zeer afwijken van wat in de omgeving normaal of acceptabel wordt gevonden. Dit is zo welgemeend dat het haast niet anders kan dan dat Breteler hierbij vrouwen in gedachten heeft: een buurvrouw, een tante, een oud-klasgenote, een moeder van een vriendin...
Speciale aandacht besteedt ze ook aan de boeren, waar uit onderzoek blijkt dat er reden is tot grote zorg over het geestelijk welzijn. Enerzijds door de langzame isolatie van boeren uit te lokale samenleving, wat Breteler overtuigend onderbouwd. Maar anderzijds ook door de enorme onzekerheid voor boeren van vandaag de dag. Dat dit grote impact heeft op het geestelijk welzijn blijkt uit het hoge aantal zelfmoorden onder boeren. Ik ken boeren die betrokken zijn bij de oprichting van Taboer, uit zorg voor de mensen om hen heen. Het is absoluut urgent. Ik schrok er dan ook van dat de regelmatig aangehaalde psychiater in het boek nauwelijks agrariërs tot zijn cliënten mag rekenen.
Er zitten veel meer lessen en aansporingen in het boek. En dan heb ik nog veel te weinig aandacht besteed aan de liefdevolle, eerlijke portretten van de mensen die sociaal als dorpsgek worden getypeerd. Kortom: dit boek is een aanrader voor wie met Breteler mee wil meanderen door de Friese geschiedenis, langs de Friese volksaard en al meanderend verdiept inzicht wil krijgen in de geestelijke gezondheidszorg op het platteland.
1
Reageer op deze recensie