Verhaal in verhaal in verhaal
Eender wie dit boek in handen heeft kan het beamen: de bijzonder mooi vormgegeven en sprookjesachtige proloog van Eden trekt je moeiteloos het verhaal binnen over de jongen zonder naam. Wanneer zijn moeder sterft in het kraambed, legt zijn vader het lot van de jongen in de handen van een voedster uit een ander dorp. Of de jongen nu leeft of sterft, voor zijn vader is het een afscheid.
“Beter het achter te laten waar het misschien zou bederven dan het te bewaren voor de vuigheid van de wereld met de kans dat het zou sterven, want wie het leven redt van één mens, redt de mensheid.”
De jongen blijft tegen alle verwachting in leven en bij terugkeer in het dorp wordt hij Niekas (‘Niemand’), een "naamloze wiens identiteit afhankelijk is van de omstandigheden." Door evidente zaken in vraag te stellen en veranderingen in het dorp te opperen, wordt Niekas steeds minder graag gezien. Wanneer hij getuige is van een misdaad grijpt hij de kans om het dorp te ontvluchten.
Hier begint zijn reis als ‘wandelende jood’ door de geschiedenis (een terugkerend thema in de romans van Möring). Hij zwerft naar naamloze plaatsen en nieuwere tijden, maar slaagt er nooit in om ergens bij te horen of zich met iemand verbonden te voelen. Op zijn exodus ontmoet hij verschillende verhalenvertellers en niet zelden wordt er een verhaal in een verhaal in een verhaal verteld, wat op den duur gaat doorwegen omdat je zo de samenhang en het groter geheel verliest. De vele verwijzingen en het oude Bijbelse taalgebruik maken deze stukken onnodig zwaar.
In tweede instantie (en in tegenwoordige tijd) volgen we psychiater Mendel Adenauer. Hij worstelt steeds vaker met zijn vak en gaat naar aanleiding van een onderzoek naar de zelfmoord van een patiënte anders tegen het leven aankijken. Het contrast met de eerste verhaallijn is groot en de samenhang tussen beiden lijkt heel lang onbestaande. Mendel ondergaat een ware innerlijke strijd en heeft steeds meer moeite om de nodige afstand tot zijn patiënten te bewaren. Hij overdenkt eerdere keuzes, relaties en de grondslagen van de psychiatrie.
“De hele wereld, haar hele omgeving, ik, zelfs jij, iedereen heeft nagelaten om voor haar, voor elkaar en voor zichzelf te zorgen. Er is veel pijn en ongeluk in de wereld (…) en wij leven allemaal bij de illusie dat ziekenhuizen, dokters en psychiaters dat wel oplossen. We hebben onze compassie geïnstitutionaliseerd. (…) Niemand neemt meer genoegen met ambiguïteit of de mogelijkheid dat het leed dat wordt gevoeld misschien wel bij het leven hoort. Dus er wordt voorgeschreven, behandeld, online of in het echt, want iedereen moet functioneren, bij voorkeur zo snel en optimaal mogelijk, want de economie staat niet stil.”
Ook hier duiken te pas en te onpas nieuwe verhalen op, over en door ex-vriendinnen en zijn oude leermeester. Deze roepen meer bijkomende vragen op en maken het geheel eerder warrig. Net als de extra bijlagen in het boek, zoals een historisch essay, oude joodse overleveringen en bronmateriaal zijn deze niet noodzakelijk een verrijking.
Dat Marcel Möring (1957) kan schrijven staat echter buiten kijf, hij heeft een indrukwekkend oeuvre met vele prijzen om dat te staven. Eden bevat een heel scala aan stijlen die hij vlotjes in elkaar laat vloeien. Het is ook knap hoe het taalgebruik subtiel aangepast wordt aan Niekas’ plaats in de geschiedenis. Eden is het slotstuk van een trilogie. De romans Dis (2006) en Louteringsberg (2011) delen de thematiek van thuisloosheid, dwalen en ontheemding. Marcus Kolpa, een figuur uit Louteringsberg, duikt in Eden terug op in een essay van zijn hand. Mendel is dan weer een personage uit Mörings debuut Mendels Erfenis (1990). Ondanks de veelheid aan verhalen is Eden toch voornamelijk een zwaar boek, dat door alle uitweidingen en de onderliggende thema’s doet snakken naar een beetje luchtigheid.
Reageer op deze recensie