Roerige poëtische gedachtestroom
“We lopen maar vooruit en vooruit, steeds verder in de toekomst, trappen op en trappen af zoals in de tekening van Escher, om op het juiste ogenblik in het verleden te kunnen aankomen.”
Jan Lauwereyns (1969) is een Vlaams dichter en neurowetenschapper, en is als professor verbonden aan de Universiteit van Kyushu (Fukuoka, Japan). Hij ontving verschillende bekroningen op zijn werk, waaronder de Poëzieprijs voor zijn dichtbundel Hemelsblauw (2012). Geprezen wordt hij vooral om de ingenieuze combinatie van wetenschap en poëzie die in zijn publicaties hand in hand gaan. In deze roman is dit niet anders; de voor leken vaak onbegrijpelijke wetenschappelijke observaties zijn door zijn fraaie pen niks minder dan kunst te noemen. Lauwereyns woont en werkt in Japan en levert met Iets in ons boog diep een haast perfecte roman in Japanse stijl af. Het geheel is traag opgebouwd, actie en plot zijn volledig ondergeschikt aan de emotionele toestand van de protagonist. Kohara is onze typische antiheld, zijn doelloosheid en de strijd met het dagelijkse leven, zijn eenzaamheid en vervreemding staan hier centraal.
Yuji Kohara is moleculair bioloog die de rondworm of C-elegans bestudeert. Hij blikt terug op een bewogen avond waarop hij een oude bekende tegen het lijf loopt, haalt herinneringen op aan zijn balletverleden, is bang voor de gevolgen van een impulsieve daad, maar is vooral een man in diepe rouw, die worstelt met het vaderschap en het alledaagse leven een plaats moet zien te geven om ooit van een toekomst te kunnen spreken. In korte hoofstukjes meanderen Kohara’s gedachten en twijfels tot ze een eigen leven gaan leiden. Schijnbaar irrelevante associaties volgen elkaar op, en voeren de lezer vaak heel ver weg van het verhaal, naar overal en nergens, naar klassiekers uit de wereldliteratuur, Japanse auteurs en geschiedenis, filosofie, oorlog, wetenschap en neurologie, maar op geen enkel moment ervaar je dit als storend. Het verhaal is hier immers bijzaak, de glansrol is weggelegd voor de pure poëzie die Lauwereyns van elke pagina laat spatten. Voorts maakt hij veelvuldig gebruik van woordverhaspeling, wat op momenten bevreemdend werkt, maar tegelijk zo’n kracht bezit waardoor zijn woorden nog lang nazinderen.
“Een schuchtere herkenning die geen sporen laat, van de droom die lawaai schroeit in het donker van je borstkas. De tong veegt zelfs de vallende takken zuurstof weg en verbleekt niet, ondanks de apocalyps van rood en geel.”
Als afsluiter een fragment uit het openingsgedicht van de hand van Miroslav Holub dat meteen de juiste gevoelige toon zet. Laat dit het opstapje zijn dat er zoveel mogelijk mensen toe aanzet dit stille meesterwerkje te lezen.
De stilte was onschendbaar
als een spiegeling.
Al wilden we vragen
waarheen het bloed vloeit
en
of je nog dood bent,
liefste.
Reageer op deze recensie