Erotiek en duisternis
De Frans-Marokkaanse Leïla Slimani (1981) liet vorig jaar een diepe indruk achter met Een zachte hand en sleepte daarvoor terecht de Prix Goncourt in de wacht. In de tuin van het beest dateert uit 2014 en is haar debuut dat bekroond werd met de Prix La Mamounia, de meest prestigieuze Marokkaanse literatuurprijs. In de tuin van het beest werd prompt een bestseller en ook de verfilming is ophanden. Slimani werkte enkele jaren als journaliste en politicoloog, maar richtte zich later op de literatuur. In de nasleep van haar debuut ontving ze veel reacties van Islamitische vrouwen. Ze trok naar Marokko en praatte er met verschillende vrouwen over hun seksualiteit, en hoe deze in hun samenleving wordt ontkend. Ze bundelde de interviews in het boek Seks en leugens. Gesprekken met Islamitische vrouwen.
Gêne speelt Slimani hoegenaamd geen parten bij het opvoeren van Adèle, een seksverslaafde vrouw die zichzelf geleidelijk de vernietiging inwerkt. Op het eerste zicht leidt ze een conventioneel en geslaagd leven. Ze is getrouwd met een chirurg, heeft een tweejarig zoontje en een interessante job als journaliste die haar de vrijheid biedt om de wereld rond te reizen. Maar te zeggen dat ze ongelukkig is, is een understatement. Voor Adèle is het leven ronduit ondraaglijk en ze voelt zich verstikt door de vele sociale verplichtingen. Om de grijsheid en doelloosheid van haar bestaan te verdringen leidt ze een dubbelleven waarin ze de ene na de andere affaire heeft.
“Ze zou alleen nog maar een voorwerp willen zijn in een groep die haar verslindt, likt, helemaal opslokt. Willen dat iemand in haar borsten knijpt, in haar buik bijt. Ze wil een speelpop zijn, in de tuin van een beest.”
In een rauwe, afstandelijke stijl schetst Slimani de teloorgang van Adèle en haar verlangen naar sociale zelfmoord. Ze is rechtuit, noemt de dingen bij hun naam en sommige scènes zijn daardoor heel expliciet. Toch ontwijkt ze behendig de valkuil van het platvloerse. De nadruk blijft voornamelijk op de mens achter de verslaving liggen, namelijk op Adèles pijn en eenzaamheid. Op deze manier is In de tuin van het beest ook een treurige ballade die onder meer een ongezonde relatie tussen twee huwelijkspartners blootlegt. Adèle minacht haar man tot in het diepst van haar wezen, maar toont haar ware gevoelens nooit. Met een passief-agressiviteit grenzend aan het ergerlijke, loodst ze zichzelf door haar seksloze huwelijk, en tracht ze het ontbreken ervan als iets positiefs te zien.
“Alsof het bewees dat hun band boven lichamelijkheden staat. Alsof ze al om iets hebben gerouwd wat andere stellen tegen wil en dank en met geschreeuw en tranen, toch zullen kwijtraken.”
Daarnaast is ook het moederschap een grote ontgoocheling. “Ze had dit kind gemaakt, of liever gezegd, dit kind was bij haar gemaakt zonder dat ze weerstand bood, in de dwaze hoop dat ze er baat bij zou hebben.”
In de tuin van het beest is eerder een sfeerschets dan een roman met een sterke verhaallijn. Het ontvouwt zich naar een einde dat binnen het voorspelbare ligt, en mist daardoor het shockeffect dat haar tweede roman kenmerkte. Het trieste leven met een seksverslaving wordt bijzonder realistisch weergegeven in bijtend proza dat je niet onberoerd laat.
Reageer op deze recensie