Niet overtuigende driehoeksrelatie
Als studente belandde de Amerikaanse Heddi Goodrich (1971) in de jaren 80 via een uitwisseling in Napels, waar ze literatuur en taalkunde studeerde en uiteindelijk tien jaar bleef. Tien jaar waarin zowel de stad als de taal onder haar huid kropen, wat resulteerde in haar (oorspronkelijk Italiaanse) debuut Verloren in Napels. Het is een grotendeels autobiografisch werk waarin elke zin de liefde voor de stad ademt en Napels de plaats van een volwaardig personage inneemt.
‘De stad was als water dat door mijn vingers sijpelde, en alleen al het feit dat ik van haar hield stemde me droevig, vooral ’s nachts. Het was een weemoed die ik niet kon verdrijven, en evenmin kon begrijpen. Ik had me met hart en ziel aan haar overgegeven, waarbij ik misschien wel mezelf had verraden, maar toch hield Napels me na al die jaren nog steeds op afstand.’
Veel scènes doen filmisch aan en ook clichébeelden ontbreken niet; denk maar aan het meisje met de wapperende haren achterop de scooter van een jongen die door kleine straatjes scheurt. Napels was in die tijd niet bepaald een droomstad qua veiligheid gezien de frequente schietpartijen en overvallen, dus balanceert de toon voortdurend tussen schoon- en lelijkheid, charme en gevaar. Goodrich bedient zich van een heel levendige taal en gaat de poëtische kant op in het beschrijven van de siroccowind, de vulkaanuitbarsting of het labyrint van straatjes in de Spaanse wijk. De vele sfeerbeelden worden afgewisseld met geschiedkundige feiten over onder meer het ontstaan van de stad. Zo werd Napels gewonnen uit eigen bodem en opgebouwd met vulkanisch gesteente, wat een gigantisch grottencomplex opleverde. De kennis waarmee Goodrich uitpakt zou in een literaire reisgids niet misstaan. Temidden van dit alles ontvouwt zich nóg een liefdesgeschiedenis, deze tussen Heddi en Pietro.
Jaren na hun verhouding blijkt uit hun mailwisseling dat Pietro toen iets onvergeeflijks heeft gedaan en zich dit nu diep beklaagt. Wat dat precies was wordt maar met mondjesmaat gelost. Vast staat dat Heddi en Pietro tot verschilldende werelden behoren, en haar onafhankelijkheid staat in schril contrast met Pietro’s verstrengeling met zijn familie en geboortedorp. Zijn ouders bezitten een lappendeken van grond waarvoor ze hun hele leven hard gewerkt hebben, en waarvan Pietro als enige van drie broers de erfgenaam is. De ouders worden het grote struikelblok in de relatie en het landgoed een constant drukmiddel. Heddi valt niet in goede aarde bij Pietro’s moeder, die wil dat haar zoon met een buurmeisje trouwt, en behandelt haar daar ook naar. Desondanks blijft Heddi naar het dorp terugkeren om bij haar in de gunst te komen.
Op dit punt begint het verhaal snel in te storten. De ontwikkeling van de liefdesrelatie is nog nauwelijks aanwezig en zowel Pietro als Heddi blijven oninteressant en passief. Beschrijvingen van ondergeschikt belang overheersen en worden veel te lang uitgesponnen. Op het vermoeiende af moet je als lezer mee in de pathetische vergelijkingen die Heddi maakt tussen haar relatie en die van haar vrienden, de kwellende overpeinzingen en huilbuien wanneer ze Pietro een week lang moet missen en ze hem haast wel dood waant, of de paginalange passages waarin ze zich in één adem eerst zielsgelukkig en dan weer diep ellendig voelt. Hun ruzies komen telkens op hetzelfde neer: Pietro moet kiezen tussen Heddi en zijn familie en doet dat niet. Ook jaren later blijft hetzelfde liedje maar doorgaan, en lijken beiden niks geleerd te hebben uit het verleden.
Dat Goodrich kan schrijven staat buiten kijf en haar kracht ligt in het tot leven wekken van de omgeving, maar het verhaal op zich kan niet boeien en de liefdesgeschiedenis overtuigt niet. Van een driehoeksrelatie mag je verwachten dat alle personages even interessant zijn, maar in dit geval is helaas enkel Napels dat.
Reageer op deze recensie