Krachtig portret van een bewogen leven
Idyllisch kun je de jeugd van Jaime Castro hoegenaamd niet noemen. De jongen groeit op in Uruguay ten tijde van de militaire junta, en wordt dagelijks geconfronteerd met invallen en geweld. Zijn broers Hugo en Luis zijn verzetsstrijders die strijden tegen de gevestigde orde en de rijken. Strijdend voor hun vermeende ‘rechte pad’ komen beide om het leven bij een uit de hand gelopen overval op een juwelier. Omdat iemand voor deze daad moet boeten wordt Jaimes vader gevangengezet. Zijn moeder komt door dit alles haar bed niet meer uit en gaat uiteindelijk ten onder aan haar verdriet.
In al deze ellende heeft Jaime slechts één bondgenoot, de straatjongen Gaston. Deze woont bij Tiqui Tiqui, een vrouw die weesjongens als hij onderdak en (illegaal) werk verschaft. Zijn jeugd is zonder meer treurig, maar samen met zijn ‘moedige helft’, de immer optimistische Gaston, slaat hij zich er doorheen. Enkele jaren later wordt hij door zijn grootmoeder naar Nederland gehaald. Het afscheid met Gaston valt hem zwaar.
"We hadden elkaars blik de hele dag gemeden, zoals mensen doen als hun wegen scheiden, alsof je ogen als eerste afscheid nemen. Het was of er een gat in mijn borst ontstond. Groot en pijnlijk zwart. Ze zeggen dat heimwee overgaat, maar dat is niet zo, het gat blijft, je raakt er alleen aan gewend."
In het heden is Jaime een gerespecteerd journalist. Als enige Spaanssprekende werkt hij zich in sneltempo op bij de redactie, maar zijn verleden achtervolgt hem, kost hem geleidelijk al zijn zelfvertrouwen en op een dag durft hij het huis niet meer uit. Getormenteerd door heliofobie (angst voor zonlicht) vermijdt hij iedereen behalve zijn psychiater en zijn huisgenote Tiqui Tiqui, die geen gemakkelijk gezelschap blijkt. Ze knoeit met zijn eten, sluit hem op en jaagt zijn laatste vrienden weg. Balancerend op de rand van de afgrond laat hij zijn jeugdvriend Gaston overkomen, inmiddels een fervente milieuactivist die zijn acties maar wat graag in Nederland wil verderzetten. Maar kan Gaston hem dit keer wel redden, of is hij nu echt op zichzelf aangewezen?
De Uruguayaans-Nederlandse Carolina Trujillo (1970) groeide net als haar hoofdpersonage Jaime op in Montevideo. Haar vader werd gevangengezet tijdens de dictatuur, en ook zij is de dochter van Tupamaros of vrijheidsstrijders. Veel situaties uit haar roman zijn opgedist uit haar eigen roerige verleden.
Met Jaime voert Trujillo een ijzersterk personage op, die bovendien de ideale onbetrouwbare verteller blijkt. De vriendschap tussen hem en Gaston is er een om te koesteren. Vrije radicalen is een krachtige roman die onderwerpen als drugs, geestesziekte en de erfenis van het verleden aankaart. Trujillo schrijft met veel pit en haar taal schuurt, maar dankzij een flinke dosis (zwarte) humor slaagt ze erin een mooi evenwicht te vinden tussen tragiek en luchtigheid. De korte hoofdstukjes geven telkens een uitstekende schets van een aspect uit het aandoenlijke leven van Jaime, een man die zijn hele leven op zoek blijft naar bevrijding.
Reageer op deze recensie