Hebban recensie
De politie is je beste vriend...
We kennen hem inmiddels van zijn thrillerdebuut Steenkoud, de voormalige SF-schrijver uit Schotland, Stuart MacBride. Zijn hoofdfiguren inspecteur Logan McRae alias Lazarus, agente Jackie Watson alias de ballenbreekster en de beeldschone patholoog en tevens ex-liefje van Logan, Isobel MacAlister vertroetelt hij tot in den treure. Hij laat ze even gemakkelijk zegevieren als verliezen, de held uithangen of als losers vluchten. Niet gehinderd door het naleven van regeltjes en procedures wandelt Logan McRae als een olifant in de porseleinkast door de hiërarchie van Vrouwe Justitia en haar onderdanen die tevens de meerderen zijn van onze held. Leerde we hem zo kennen in Steenkoud, MacBride heeft zeker niet de intentie gehad om iets aan zijn karakter te veranderen. Dus komen we eenzelfde ruwe bolster, blanke pit tegen in Dood kalm.
Het verhaal opent met een aardig lijstje dodelijke slachtoffers. Maar hoofdpersoon Logo mag zich niet met deze zaken bezig houden. Eerder heeft de korpsleiding gemeend om de ernstige verwonding van een collega-agent op het conto van Logan te schuiven en hem om die reden te verbannen naar een onderdeel van falende miskleunen, geleid door een even grote lesbische kluns, inspecteur Steel. Daar komt hij in aanraking met een op straat mishandelde en dood achtergelaten vrouw. Gelijktijdig brandt een huis af waar onder verdachte omstandigheden ook dodelijke slachtoffers bij vallen. Vast staat dat het hier om brandstichting gaat. Pendelend tussen de kneuzenafdeling van Steel en de topafdeling van Insch probeert Logan zich te rehabiliteren. Het moge duidelijk zijn dat dit niet zonder de nodige conflicten gepaard gaat. Eerlijkheid en openheid gaan hier zeker niet altijd hand in hand en roepen om het hardst om disciplinaire maatregelen tegen iedereen die het ook maar een beetje eens is met Logan. Toch treedt de norse brigadier de strijd tegen het onrecht met open vizier tegemoet en gaat liever strijdend ten onder dan het onrecht te laten overwinnen. Hierbij is de weg om het recht te laten zegevieren wel erg lang en soms vrij pijnlijk.
MacBride staat niet bekend om zijn gecultiveerde taalgebruik. Soms kan het er nogal ruw aan toe gaan en zeker als twee opponenten als haantjes tegenover elkaar komen te staan. En die confrontatie komt nogal eens voor. Tierend en scheldend laat hij ze uit elkaar gaan waarna een aai over de bol voldoende is voor een volgende samenwerking. Verrassend, maar tevens ook verwarrend, is het heen en weer lopen van Logan tussen de twee politie-afdelingen. Temeer omdat hij van mening is dat het voor zijn eigen carrière niet bevorderlijk is als de linkerhand precies weet wat de rechterhand aan het doen is. Die situatie overheerst soms de spanningslijn van het verhaal omdat de aandacht dan om onevenredige verdeling vraagt. Overigens gaat MacBride met zijn kneuzenteam toch weer een beetje de F-kant op omdat geen zichzelf respecterend politiekorps zoiets in stand wil houden. Maar in een fictie kan het verrassend en soms humoristisch werken natuurlijk.
Met een tweede boek hetzelfde niveau behalen als bij het eerste, blijkt voor veel schrijvers moeilijk te zijn. Ook MacBride heeft hier enigszins last van, zij het dat het verschil tussen beide niveaus minimaal is maar dus wel aanwezig is. Laten we hopen op een herkansing bij zijn derde boek.
Het verhaal opent met een aardig lijstje dodelijke slachtoffers. Maar hoofdpersoon Logo mag zich niet met deze zaken bezig houden. Eerder heeft de korpsleiding gemeend om de ernstige verwonding van een collega-agent op het conto van Logan te schuiven en hem om die reden te verbannen naar een onderdeel van falende miskleunen, geleid door een even grote lesbische kluns, inspecteur Steel. Daar komt hij in aanraking met een op straat mishandelde en dood achtergelaten vrouw. Gelijktijdig brandt een huis af waar onder verdachte omstandigheden ook dodelijke slachtoffers bij vallen. Vast staat dat het hier om brandstichting gaat. Pendelend tussen de kneuzenafdeling van Steel en de topafdeling van Insch probeert Logan zich te rehabiliteren. Het moge duidelijk zijn dat dit niet zonder de nodige conflicten gepaard gaat. Eerlijkheid en openheid gaan hier zeker niet altijd hand in hand en roepen om het hardst om disciplinaire maatregelen tegen iedereen die het ook maar een beetje eens is met Logan. Toch treedt de norse brigadier de strijd tegen het onrecht met open vizier tegemoet en gaat liever strijdend ten onder dan het onrecht te laten overwinnen. Hierbij is de weg om het recht te laten zegevieren wel erg lang en soms vrij pijnlijk.
MacBride staat niet bekend om zijn gecultiveerde taalgebruik. Soms kan het er nogal ruw aan toe gaan en zeker als twee opponenten als haantjes tegenover elkaar komen te staan. En die confrontatie komt nogal eens voor. Tierend en scheldend laat hij ze uit elkaar gaan waarna een aai over de bol voldoende is voor een volgende samenwerking. Verrassend, maar tevens ook verwarrend, is het heen en weer lopen van Logan tussen de twee politie-afdelingen. Temeer omdat hij van mening is dat het voor zijn eigen carrière niet bevorderlijk is als de linkerhand precies weet wat de rechterhand aan het doen is. Die situatie overheerst soms de spanningslijn van het verhaal omdat de aandacht dan om onevenredige verdeling vraagt. Overigens gaat MacBride met zijn kneuzenteam toch weer een beetje de F-kant op omdat geen zichzelf respecterend politiekorps zoiets in stand wil houden. Maar in een fictie kan het verrassend en soms humoristisch werken natuurlijk.
Met een tweede boek hetzelfde niveau behalen als bij het eerste, blijkt voor veel schrijvers moeilijk te zijn. Ook MacBride heeft hier enigszins last van, zij het dat het verschil tussen beide niveaus minimaal is maar dus wel aanwezig is. Laten we hopen op een herkansing bij zijn derde boek.
1
Reageer op deze recensie