Rode letters is een dikke tegenvaller
Soms doe je lang over het lezen van een boek. Te lang. En dat is zelden een goed teken.
Rode letters van Anne Bishop – eerste deel van de serie De Anderen was zo’n boek. Zo’n boek waar je je doorheen worstelt omdat je nu eenmaal gezegd hebt het te zullen recenseren, omdat je nu eenmaal het héle boek gelezen wilt hebben, voor je je oordeel velt. Maar al na een pagina of twintig was het verhaal waaraan ik zo enthousiast was begonnen, een moetje geworden.
In Rode letters beheersen twee dominante groepen de wereld. Er zijn gewone mensen en ‘Anderen’ - gedaanteverwisselaars, vampiers en andere mythische wezens die de mensen vooral als prooi beschouwen. Toch leven ze samen in een soort vreedzame coëxistentie, omdat de Anderen graag gebruik maken van menselijke technologie.
Dan belandt bloedprofeet Meg Corbyn in een van de reservaten van deze Anderen en krijgt een baantje als ‘contactmens’ – ze moet de bestellingen van de Anderen in de mensenwereld aannemen en afleveren. Ze is gevlucht uit de instelling waarin de gave van deze cassandra sangue, om de toekomst te zien als hun bloed vloeit, wordt gexploiteerd. Haar eigenaren willen haar terug, maar Meg wordt in bescherming genomen door de Anderen.
Prima uitgangspunt. Het snijden, dat verslavend werkt voor een bloedprofeet vanwege de extase die gepaard gaat met het uitspreken van de voorspelling, is natuurlijk direct afgeleid van automutilatie. Goed bedacht. De twee culturen – mens en ‘ander’ – die in een ongemakkelijke vrede met elkaar samenleven heeft alles in zich om voor spanning te zorgen. Het idee om een bloedprofeet, voor wie de minste schram al gevaar kan opleveren in een park vol vleeseters te zetten, is ook prima.
Jammer genoeg houdt het daarbij ook meteen op. Bishop maakt nauwelijks gebruik van de kansen die haar verhaal biedt. Haar personages zijn zo plat, dat ze nauwelijks de naam ‘karakter’ verdienen. Spanning wordt doodgeslagen door het gebrek aan aandacht voor emotie en de langdradige beschrijvingen van zinloze details. De wereld als geheel overtuigt totaal niet.
Neem Meg Corbyn – bloedprofetes, op de vlucht in een haar onbekende wereld, vechtend voor een nieuw leven. We horen nauwelijks iets over haar verleden, maar Bishop vertelt wel veel over haar nieuwe baan: pakjes aannemen, pakjes afleveren, pakjes sorteren. Ze moet onzeker zijn, bang, vechtlustig, maar nee… emoties lijkt ze nauwelijks te hebben en een innerlijke strijd die haar interessant zou kunnen maken ook.
Dan de stijl. Het verhaal sleept zich voort, terwijl Bishop vertelt hoe Meg een deur opendoet, door het kantoor loopt, achter de balie gaat staan, pakjes sorteert, pakjes in hokjes legt, aantekeningen maakt… Alles in een soort eindeloos en-toen-en-toen-en- toen. Maar ze heeft geen moment aandacht voor Meg zelf. Details, waardoor je als lezer bereid bent te geloven in een verhaal, ontbreken.
De intrige overtuigt ook al niet. Meg wordt dwarsgezeten door Asia Crane, een vrouw die probeert met gevaar voor eigen leven informatie over de Anderen te krijgen omdat ze dan een rol zou kunnen krijgen in een tv-serie?? Voor een slechterik die Hotemetoot (vertaling van ‘Bigwig’) wordt genoemd?
En misschien het ergste: er lijkt totaal niet nagedacht over de manier waarop de twee groepen samenleven. Als de anderen zo neerkijken op mensen – die ze apen noemen - waarom lijken ze dan in alles mensen te kopiëren? Waarom kleden ze zich als mensen, hebben ze winkels, kijken ze tv? Waarom gebruiken ze überhaupt de menselijke vorm? Waarom zitten zíj in de reservaten en de gewone mensen niet?
Ach… dit boek is gewoon een dikke tegenvaller. Maar wel van een bestsellerauteur.
Reageer op deze recensie