Een te lange parodie
Alex Marshall is niet de echte naam van deze fantasyschrijver. Het is een pseudoniem voor een ‘gelauwerde auteur’ die al verschillende boeken in andere genres heeft gepubliceerd, meldt de uitgever. Er werd een tijdje druk gespeculeerd over Marshalls identiteit, maar inmiddels is duidelijk dat het gaat om Jesse Bullington, de auteur van historische romans als The Sad Tale of the Brothers Grossbart, maar ook van The Folly of the World waarin de – Nederlandse – Hoekse en Kabeljauwse twisten een hoofdrol spelen. De Amerikaanse Bullington heeft namelijk een deel van zijn jeugd in Nederland gewoond.
Dat Bullington een liefhebber van de fantastische genres was, was al langer bekend – hij schreef bijvoorbeeld het boek Letters to Lovecraft. Maar nu gaat hij zelf het pad op van de epische fantasy. Maar onder pseudoniem?
Het verhaal van Een kroon voor koud zilver gaat over Zosia, een voormalig rebellenleider die na haar overwinning zo teleurgesteld raakte in haar mogelijkheden om verandering te bewerkstelligen, dat ze haar eigen dood in scene zette. Ze heeft zich jarenlang teruggetrokken met haar geliefde en leeft in anonimiteit, tot een legerofficier haar dorp verwoest en de bewoners vermoordt. Zosia zint op wraak en trekt opnieuw ten strijde. Intussen heeft zich een nieuw leger gevormd dat marcheert onder haar oude banier. En ook haar oude Trawanten duiken weer op. Maar niet iedereen heeft het goed met haar voor.
Prima insteek, zij het niet overdreven origineel. Maar als je vervolgens verder leest, blijkt dit boek behoorlijk verwarrend. Thematiek is op orde: het gaat over de teleurstelling van Zosia in ‘het systeem’, haar teleurstelling in voormalige vrienden, de teleurstelling van haar voormalige Trawant Maroto die haar terugvindt, maar niet zoals gehoopt, enzovoort. Hier geen strijd tussen goed en kwaad, maar enkel cynisch overleven.
De wereld die Marshall neerzet lijkt op het eerste gezicht behoorlijk complex. De verschillende culturen binnen de Ster zijn rijk in detail. Dat loopt van biechten met een brandende kaars onder een metalen stoel, tot het opvoeren van koppels van hetzelfde geslacht zonder dat daar veel woorden aan vuil worden gemaakt en het gebruik van giftige insecten als narcotica.
Zelfs de karakters – de cynische Zosia, naïeve Ji-hyeon, de verraderlinge Kang-ho en de zoekende Portoles – hebben stuk voor stuk doorwrochte achtergronden en over hun motivatie is nagedacht.
En toch.
De details vliegen je bij elke zin om de oren – maar je krijgt als lezer nooit grip op het grote geheel. Het zijn losse ornamenten die geen eenheid vormen. Ook stopt Marshall enorm veel ‘tell’ in dit boek: eindeloze beschrijvingen en veel aandacht voor onnodige details. Hij heeft bovendien de vermoeiende behoefte om de meest waanzinnige vergelijkingen op te dissen. ‘Ze voelde zich zo afgepeigerd als de pony van een vette monnik na een pelgrimstocht naar de Geheime Stad van de Sneewluipaard.’ Of: ‘Hij moest lopen als de Roofzuchtige Graaf toen hij uit de Zevende Hel werd gejaagd, in de tijd voordat de Bevroren Savannen onder het ijs kwamen te liggen en Sullens voorouders renden als luipaarden om hun voeten niet te verschroeien op de gloeiendhete aarde.’
Ook veel karakters zijn moeilijk serieus te nemen. Denk aan Ji-heyon, een prinsesje dat van de ene dag op de andere tot generaal wordt gebombardeerd en Zosia kopieert in een sexy, weinig verhullend, maliënkoldertje.
‘Als je echt zo nodig voor ze moet bidden, heb je persmissie om bij de latrines te gaan staan om daar het geluid van hun scheten te zegenen.’
Verder zijn ze stuk voor stuk modern, cynisch en hard. ’Krijg nou verdomme allemaal de vliegende vinkentering’, denkt Maroto op een gegeven moment. Of: ‘Als je echt zo nodig voor ze moet bidden, heb je persmissie om bij de latrines te gaan staan om daar het geluid van hun scheten te zegenen.’ Echter: alle karakters denken hetzelfde, praten hetzelfde en voelen grofweg hetzelfde. Ze zijn daardoor niet onderscheidend en komen niet werkelijk tot leven.
Kortom: hoe serieus neemt Marshall zichzelf? Speelt hij hier bewust met alle clichés van matige epische fantasy? Is dat de reden waarom hij een pseudoniem koos? Marshall/Bullington zelf ontkent dat zijn boek een parodie is. ‘So while there’s humor in the work that’s predicated on certain preconceptions about dark fantasy, the novel is by no means a parody. I approached the project with the utmost sincerity’, zei hij in een interview. Maar tegelijk lijkt hij een te ervaren auteur om in de valkuilen te trappen van de matige fantasyschrijvers die hij lijkt te volgen.
Wel een parodie dan? Dan is het een dappere poging, maar wel eentje die veel te ver is doorgevoerd. Zo’n beschrijving kan even een glimlach oproepen, maar op pagina 655 is de lol ervan af. De eenvormige dialogen vermoeiend en het gebrek aan eenheid in de wereldbouw wordt ergerlijk.
Dan zijn er nog de slordigheden, die mogelijk ontstaan zijn door de vertaling. Tsjoi heet op een bepaald moment Choi, zinnen sluiten niet goed op elkaar aan, een woord als ‘anathema’, gebruikt voor mensen met dierlijke kenmerken, heeft in het Nederlands veel minder de betekenis van ‘vervloekte’ dan in het Engels. Veel namen zijn vertaald: Wijsneus, Snelle Speer, maar hoofdpersoon Sullen blijft Engels.
De drie sterren is voor een consequent doorgevoerde parodie met een scherpe blik voor de valkuilen van het genre. Er zullen vast lezers zijn die de zwarte humor in dit boek kunnen waarderen. Maar wie bijna dertig euro uitgeeft en een serieuze epische fantasy verwacht, zal de lol er minder van inzien. Er schijnt een deel twee in aantocht te zijn. Dat laat ik op de plank liggen.
Reageer op deze recensie