Wirwar van clichés weet niet te boeien
Neem het weeskind van een mannelijke prostitue en een aan lager wal geraakte schilderes. Voeg daarbij een klein meisje dat als enige de slachting van haar dorp heeft overleefd en vervolgens bij monniken getraind wordt als krijger. Zet die beide in een wereld die veel weg heeft van Pirates of the Carribean. Dat moet wel een fijn verhaal opleveren.
Dat zal ook Jon Skovron gedacht hebben, toen hij begon met de serie Het Keizerrijk der Stormen, waarvan het eerste deel Hoop en Rood nu net in Nederland is verschenen. Hoop is het meisje – haar naam is een afkorting van IJle Hoop, de naam van haar verwoeste dorp. Rood het weeskind, een gauwdief met rode ogen door de drug die zijn moeder gebruikte.
Skovron voegde nog een extra element toe: biospinners, een geheimzinnige groepering waarvan leden door aanraking mensen kunnen veranderen in monsters. Zij zijn verantwoordelijk voor de verwoesting van Hoops dorp. Ook Rood heeft een appeltje met hen te schillen: biospinners ontvoeren mensen uit de Roods sloppenwijk voor experimenten.
Het is allemaal niet heel origineel. Toch hoeft dat geen bezwaar te zijn om een spannend en lekker verhaal neer te zetten. Zet boeiende karakters neer, meeslepende emoties, voilá. Jammer genoeg krijgt Skovron het niet echt van de grond. Aan enthousiasme ligt het niet. Skovron schrijft met een overduidelijk enthousiasme. Je voelt dat hij met oprecht plezier aan dit verhaal heeft gewerkt en dol is op zijn karakters.
Het begint al met die wereld. Clichés zijn één ding, maar ze vormen geen geheel. Het ‘keizerrijk’ bestaat uit fragmenten van talloze boeken en films, maar geen heeft een eigen kleur en diepte. Er zijn piraten, gauwdieven, imperiale soldaten, monniken, rijkelui… maar ze zijn als kleurplaten uit een boek en komen niet tot leven. Tussen al deze clichés zijn de biospinners een wonderlijk element. Ze lijken niet thuis te horen in Skovrons wereld. Het blijft onduidelijk wat hen drijft en hoe hun kunst werkt. Daardoor worden ze ook niet werkelijk interessant.
Voor de personages geldt hetzelfde. Hun emoties raken niet. Maar erger nog: hun avonturen overtuigen niet. Neem de manier waarop Rood geronseld wordt met Sadie de Geit, een straatmeid uit de Paradijskring. Ze weten zich te bevrijden, jagen de bemanning over de kling en zeilen verder zonder bemanning. ‘Met alleen Sadie en Rood aan boord, die geen van beiden ooit hadden gevaren, was het een hele klus om de boot in Nieuw Laven terug te krijgen. Maar de wind stond gunstig en uiteindelijk bereikten ze de haven,’ beschrijft Skovron deze onmogelijke klus.
De auteur heeft geprobeerd zijn verhaal kleur te geven door het taalgebruik aan te passen. ‘Mooi’ is ‘ zonvol’. Verliefd is ‘zottig’. Een maat wordt ‘smies’ genoemd, meiden zijn molly’s en jongens zijn ‘toms’. Het is aardig gevonden en was het beperkt gebleven tot de dialogen had het nog kunnen werken, maar Skovron voert het zo sterk door dat het na verloop van tijd begint te irriteren.
Misschien ook doordat het verhaal als geheel maar niet op gang wil komen. Hoop lijkt zich pas halverwege het verhaal te realiseren dat ze gedreven wordt door wraak. En dan wil ze ook nog iedere keer als iets niet lukt, zichzelf om zeep helpen vanwege haar ‘eer’ . Pas tegen het einde lijkt het verhaal eindelijk richting te krijgen. Maar het risico bestaat dat de aandacht van de lezer dan al is verslapt.
Skovron is nog maar net van start gegaan. Deel twee verschijnt volgende maand in het Engels. Wie weet, misschien lukt het hem daarin wel om te overtuigen.
Reageer op deze recensie