Jemisin laat de lezer duizelig en betoverd achter
Altijd een beetje lastig, zo’n tweede boek in een trilogie. Want waar een schrijver in deel één de lezer nog kan verrassen met zijn originele wereld of interessante karakters, is hij dat voordeel in zo’n tussenboek kwijt. Met een beetje pech is het een boek waarin je als lezer vooral zit te wachten op het laatste deel, waarin alles tot een zinderende climax komt.
Zo niet bij N.K. Jemisin. Na de verpletterende opening van haar Broken Earth-trilogie, The Fifth Season, laat ze de lezer ijskoud nóg eens duizelig en betoverd achter in dit tweede deel: The Obelisk Gate. Een boek dat – na de Hugowinst van deel één – is genomineerd voor de Hugo van 2017.
Hierin keert ze terug terug bij Essun/Syenite/Damya uit deel één. Sinds Essun het spoor van haar verloren dochter Nassun verloor, heeft ze onderdak gevonden in een ondergrondse gemeenschap. Orogenes zoals Essun, die de aarde kunnen manipuleren, leven hier samen met gewone mensen en zelfs steeneters. En daar duikt ook Alabaster weer op, de sterkste orogene die de wereld ooit heeft gekend. Hij is stervende, hoorden we al in deel één en Essun beseft dat zíj de taak zal moeten afmaken die hij begonnen is. Maar hoe? En vooral: tegen welke prijs?
Een tweede lijn volgt het verhaal van Nassun. Toen hij ontdekte dat zijn zoontje een orogene was – en daarmee gevaarlijk, minderwaardig en minder dan menselijk – vermoordde hij het kind. Bij zijn geliefde dochtertje kan hij dat niet over zijn hart verkrijgen en neemt haar mee op een reis, op zoek naar genezing. Nassun moet leren omgaan met een instabiele vader, die haar tegelijk haat en liefheeft.
Het is verbijsterend hoe Jemisin ook in zo’n lastig tweede boek de lezer weet te bespelen. Je denkt haar wrede wereld te kennen, met zijn eeuwig onrustige aardlagen, krampachtige hiërarchiën en onbuigzame regels en rücksichtloze doelmatigheid. Een wereld waarin elke ademtocht – maar ook elke alinea – doem in zich draagt.
Toch weet Jemisin compleet nieuwe lagen aan te boren. Denk aan de steeneters, die in deel één hoogstens zijdelings aandacht kregen, maar hier vol voor het voetlicht komen. Anders, veelzijdig, origineel. Spannend. Of de Guardians, de wreed-liefdevolle bewakers van de orogenes die in het Fulcrum zijn getraind. In deel één voelde je al dat er meer aan de hand was. In deel twee wéét je het. En er is meer, véél meer, verborgen in de diepten van de Evil Father Earth.
Voor de karakters geldt hetzelfde. De lezer die dacht dat hij wist wie Essun was op grond van de 486 pagina’s uit deel één, komt bedrogen uit. Haar dochtertje Nassun? Zoveel meer dan een getraumatiseerde 8-jarige. Zelfs Schaffa, Essuns griezelige mentor blijkt moeilijker vast te pinnen dan je eerst dacht. En zelfs lastiger dan je daarna dacht. Jemisins personages zijn uien die onder elke rok weer een nieuwe verbergen, zonder dat ze één moment ongeloofwaardig worden.
Is er dan helemaal niets aan te merken op dit boek? Nou… misschien één dingetje. Juist tegen het einde, in de finale (of halve finale, gezien het feit dat de echte eindstrijd nog voor ons ligt), trek je misschien je wenkbrauwen op en kun je je afvragen of Jemisin het niet een beetje té groot heeft aangepakt. Maar dan volgt het laatste hoofdstuk en sta je weer met je voeten op de grond en denk je alleen nog maar: hoe lang moet ik nog wachten op The Stone Sky?
Reageer op deze recensie