Lezersrecensie
Een heel inhoudelijke Couperus
De novelle “Noodlot” van Louis Couperus (1863- 1923) werd in 1890 gepubliceerd; eerst als tweedeling feuilleton in ‘De Gids’, kort daarna als boek. Het is zijn eerste publicatie nadat hij met zijn debuutroman “Eline Vere” in 1889 was doorgebroken. In “Noodlot” is Couperus het meest expliciet over wie en wat zijn literaire inspiratiebronnen zijn en welk wereldbeeld hij hanteert in (bijna) al zijn proza. Indien je werk van Couperus beter en makkelijker wil begrijpen dan is het handig om “Noodlot” te lezen.
De eerste hoofdstukken van “Noodlot” spelen zich af in Londen waar het hoofdpersonage Frank zijn aan lager wal geraakte jeugdvriend Bertie onder zijn hoede neemt. Frank, en nog meer Bertie lijken zo weggelopen te zijn uit een decadentistisch(e) roman of verhaal van Oscar Wilde, Aubrey Beardsley of welke willekeurige Londense dandy dan ook. Deze ‘Londense periode’ en de decadente, al dan niet homoseksuele, dandy Bertie zijn overduidelijk een eerbetoon aan Oscar Wilde; een van de inspiratiebronnen van Couperus. Een tweede inspiratiebron van Couperus is de Noorse schrijver Henrik Ibsen. De verwijzingen naar zijn toneelstuk “Spoken” (1881) in “Noodlot” zijn niet op een hand te tellen, het is ook geen toeval dat Bertie en Frank vanuit Londen op reis gaan naar Noorwegen. Een derde overduidelijk in “Noodlot” aanwezige inspiratiebron is het naturalisme van Emile Zola. Het verloop van de driehoeksverhouding Frank-Bertie-Eve lijkt wel heel veel op het verloop van de driehoeksverhouding in de roman “Thérèse Raquin” van Zola. In het Voorwoord bij de 2e druk van deze roman maakt Zola duidelijk aan welke voorwaarden een naturalistische roman moet voldoen en waarom de naturalistische roman dé toekomst van de literatuur is. Deze drie inspiratiebronnen; decadentistische dandy’s bij Wilde, mystieke somberheid bij Ibsen en het naturalisme van Zola kom je in meer of mindere mate in bijna alle prozawerken van Couperus tegen.
Naast deze drie invloeden wordt ook het wereldbeeld dat Couperus hanteert in bijna al zijn proza benadrukt in “Noodlot”. Dit wereldbeeld bestaat er uit dat het leven een groot toneel is waar wij allemaal onze gegeven rol (moeten) spelen en dat de loop van een leven en het verloop van het leven uiteindelijk worden bepaald door het noodlot. Om met het eerste, leven als toneel, te beginnen. “Noodlot” is opgebouwd als een klassieke Griekse tragedie, maar veel relevanter zijn de talrijke verwijzingen naar toneelspelen; Frank die Bertie bewondert om de wijze waarop hij zijn rol als gefortuneerd man speelt, de ‘regieaanwijzingen’ die Frank her en der Bertie geeft, en ook de verteller die met enige regelmaat de lezer duidelijk maakt dat het leven niet veel meer is dan het spelen van onze rol. Veel nadrukkelijker aanwezig in bijna al het proza van Couperus is de noodlotsgedachte. Dit noodlot is een mystieke buiten en boven de natuur aanwezige kracht (zie “De stille kracht” van Couperus) die bepaalt hoe het leven verloopt; van een individuele vrije wil is zo goed als geen sprake. Deze mystieke noodlotsgedachte staat op gespannen voet met de biologische aangeboren naturalistische opvattingen van Zola en anderen. Bij alle twee is sprake van determinisme en lotsbepaling, maar in het naturalisme is die lotsbepaling fysiek en zichtbaar en in het mystieke noodlot is metafysisch en niet zichtbaar of kenbaar. Deze beweging bij Couperus van het naturalisme naar het mystieke noodlot is niet uniek, bijna alle schrijvende Nederlandse tijdgenoten van Couperus maakten deze beweging. Emants is een van de weinige uitzonderingen op deze regel.
Doordat Couperus zo nadrukkelijk bezig is met het expliciet behandelen van zijn inspiratiebronnen en zijn literaire wereldbeeld leidt dit wat af van het verhaal in “Noodlot”. Hierdoor is het niet zijn beste roman/novelle, maar wel een van zijn interessantste.
De eerste hoofdstukken van “Noodlot” spelen zich af in Londen waar het hoofdpersonage Frank zijn aan lager wal geraakte jeugdvriend Bertie onder zijn hoede neemt. Frank, en nog meer Bertie lijken zo weggelopen te zijn uit een decadentistisch(e) roman of verhaal van Oscar Wilde, Aubrey Beardsley of welke willekeurige Londense dandy dan ook. Deze ‘Londense periode’ en de decadente, al dan niet homoseksuele, dandy Bertie zijn overduidelijk een eerbetoon aan Oscar Wilde; een van de inspiratiebronnen van Couperus. Een tweede inspiratiebron van Couperus is de Noorse schrijver Henrik Ibsen. De verwijzingen naar zijn toneelstuk “Spoken” (1881) in “Noodlot” zijn niet op een hand te tellen, het is ook geen toeval dat Bertie en Frank vanuit Londen op reis gaan naar Noorwegen. Een derde overduidelijk in “Noodlot” aanwezige inspiratiebron is het naturalisme van Emile Zola. Het verloop van de driehoeksverhouding Frank-Bertie-Eve lijkt wel heel veel op het verloop van de driehoeksverhouding in de roman “Thérèse Raquin” van Zola. In het Voorwoord bij de 2e druk van deze roman maakt Zola duidelijk aan welke voorwaarden een naturalistische roman moet voldoen en waarom de naturalistische roman dé toekomst van de literatuur is. Deze drie inspiratiebronnen; decadentistische dandy’s bij Wilde, mystieke somberheid bij Ibsen en het naturalisme van Zola kom je in meer of mindere mate in bijna alle prozawerken van Couperus tegen.
Naast deze drie invloeden wordt ook het wereldbeeld dat Couperus hanteert in bijna al zijn proza benadrukt in “Noodlot”. Dit wereldbeeld bestaat er uit dat het leven een groot toneel is waar wij allemaal onze gegeven rol (moeten) spelen en dat de loop van een leven en het verloop van het leven uiteindelijk worden bepaald door het noodlot. Om met het eerste, leven als toneel, te beginnen. “Noodlot” is opgebouwd als een klassieke Griekse tragedie, maar veel relevanter zijn de talrijke verwijzingen naar toneelspelen; Frank die Bertie bewondert om de wijze waarop hij zijn rol als gefortuneerd man speelt, de ‘regieaanwijzingen’ die Frank her en der Bertie geeft, en ook de verteller die met enige regelmaat de lezer duidelijk maakt dat het leven niet veel meer is dan het spelen van onze rol. Veel nadrukkelijker aanwezig in bijna al het proza van Couperus is de noodlotsgedachte. Dit noodlot is een mystieke buiten en boven de natuur aanwezige kracht (zie “De stille kracht” van Couperus) die bepaalt hoe het leven verloopt; van een individuele vrije wil is zo goed als geen sprake. Deze mystieke noodlotsgedachte staat op gespannen voet met de biologische aangeboren naturalistische opvattingen van Zola en anderen. Bij alle twee is sprake van determinisme en lotsbepaling, maar in het naturalisme is die lotsbepaling fysiek en zichtbaar en in het mystieke noodlot is metafysisch en niet zichtbaar of kenbaar. Deze beweging bij Couperus van het naturalisme naar het mystieke noodlot is niet uniek, bijna alle schrijvende Nederlandse tijdgenoten van Couperus maakten deze beweging. Emants is een van de weinige uitzonderingen op deze regel.
Doordat Couperus zo nadrukkelijk bezig is met het expliciet behandelen van zijn inspiratiebronnen en zijn literaire wereldbeeld leidt dit wat af van het verhaal in “Noodlot”. Hierdoor is het niet zijn beste roman/novelle, maar wel een van zijn interessantste.
1
Reageer op deze recensie