Lezersrecensie
Indringende pessimistische schilderingen
De verhalenbundel “Uit ’t leven” van de Nederlandse schrijver Arnold Aletrino (1858 – 1916) verscheen in 1901. Net als in zijn eerder literair werk is ook “Uit ’t leven” naturalistisch en zeer pessimistisch en kent het veel woordkunst. Het is de woordkunst die het werk een gedateerde indruk geeft. Bovendien is Aletrino niet de beste woordkunstenaar van zijn generatie. Na een tijdje gaan de herhalingen en platitudes een beetje tegenstaan. Toch is “Uit ’t leven” hierdoor niet volledig ‘onleesbaar’ geworden meer dan een eeuw later. De acht verhalen zijn, mits je ze niet direct achter elkaar leest, nog altijd goede Nederlandstalige naturalistische verhalen uit het ‘fin de siècle’.
Alle acht verhalen worden op een indirecte wijze verteld. Vaak wordt het verhaal verteld tijdens een ontmoeting van vrienden of kennissen. Dit zorgt ervoor dat je als lezer op afstand wordt gehouden, eerst door de inleidende conversatie van de vrienden, dan door de wijze van vertellen van een van de vrienden. Deze tweede vertelinstantie vertelt een geschiedenis waar hij getuige van is geweest. Door deze getrapte vertelwijze vind je in “Uit ’t leven” niet de rauwe directheid die wel aanwezig is in de verhalen en novellen van Aletrinos tijdgenoten Cyriel Buysse, Frans Coenen, Aug. P. van Groeningen of Marcellus Emants. De voor het naturalisme kenmerkende vertelling van ‘une tranche de vie’ is bij Aletrino eerder een vertelling, de woordkunst draagt daar stevig aan bij, over een schilderij met een afbeelding van ‘une trance de vie’.
De getrapte vertelwijze van Aletrino, die hij overigens heel goed uitvoert, heeft als voordeel voor zowel schrijver als lezer dat het sombere en zeer pessimistische proza niet zo heel hard en confronterend binnenkomt, maar het is juist die verstilde en ingehouden vertelwijze waardoor het wel dieper binnenkomt en langer blijft hangen. De omfloerste treurigheid in “Uit ’t leven” wordt zo toch nog goed te lezen, de woordkunst heeft hier blijkbaar toch nog een functie.
Alle acht verhalen worden op een indirecte wijze verteld. Vaak wordt het verhaal verteld tijdens een ontmoeting van vrienden of kennissen. Dit zorgt ervoor dat je als lezer op afstand wordt gehouden, eerst door de inleidende conversatie van de vrienden, dan door de wijze van vertellen van een van de vrienden. Deze tweede vertelinstantie vertelt een geschiedenis waar hij getuige van is geweest. Door deze getrapte vertelwijze vind je in “Uit ’t leven” niet de rauwe directheid die wel aanwezig is in de verhalen en novellen van Aletrinos tijdgenoten Cyriel Buysse, Frans Coenen, Aug. P. van Groeningen of Marcellus Emants. De voor het naturalisme kenmerkende vertelling van ‘une tranche de vie’ is bij Aletrino eerder een vertelling, de woordkunst draagt daar stevig aan bij, over een schilderij met een afbeelding van ‘une trance de vie’.
De getrapte vertelwijze van Aletrino, die hij overigens heel goed uitvoert, heeft als voordeel voor zowel schrijver als lezer dat het sombere en zeer pessimistische proza niet zo heel hard en confronterend binnenkomt, maar het is juist die verstilde en ingehouden vertelwijze waardoor het wel dieper binnenkomt en langer blijft hangen. De omfloerste treurigheid in “Uit ’t leven” wordt zo toch nog goed te lezen, de woordkunst heeft hier blijkbaar toch nog een functie.
1
Reageer op deze recensie