Lezersrecensie
Een ode aan de vrouw
‘Dit is een vrouwelijke tekst, die ook een caoineadh is: een klaaglied en een sloofzang, een lofzang, een psalmodie en een lijkzang, een rouwklacht en een echo, een refrein en een hymne. Zing mee.’
P.12
Deze zin verwoord alles wat ‘Een Geest in de Keel’ is. Het is een ode aan de vrouw in heel haar verschijning, niets wordt geschroomd. De structuur van het verhaal is opgezet als een lament en net als in een lament schiet het verhaal alle kanten op, niet alleen qua emoties, maar ook via de tijdlijn en diverse schrijfstijlen. Het ene moment zit je in het verleden, het andere moment in het heden. Het ene moment is het romantisch, het andere moment zakelijk. Het ene moment een interieur monoloog, dan weer in een gesprek duidelijk gericht aan de lezer, of een verslag. Het is een eerlijk verhaal over zelfopoffering, tekortkomingen, schuldgevoel, angst, begeerte, controle, loslaten en vrijheid die de dunne lijn tussen passie en obsessie zichtbaar maakt.
In ‘Een Geest in de Keel’ ontmoeten we het hoofdpersonage Doireann, die niet alleen met haar naam, maar ook op veel andere vlakken overeenkomsten heeft met de auteur als dichteres en moeder. Doordat het personage en auteur zo sterk met elkaar verweven zijn vervaagt de lijn tussen de autobiografische elementen en fictie. Dit maakt het verhaal gevoelig en persoonlijk.
Tijdens haar leven komt Doireann tot drie maal toe in contact met de caoineadh Airt Uí Laoghaire van Eibhlín Dubh Ní Chonaill, een van de laatste edelvrouwen van de oude Ierse orde. Zij schreef dit gedicht na de moord op haar man Art.
Hele coupletten wijdt Eibhlín aan haar minnaar, vol levendige beschrijvingen die zinderen van diepe liefde en een begeerte die nog steeds opwindend aanvoelt, maar omdat het gedicht na de moord op hem geschreven is, werpt verdriet zijn sombere schaduw over elke lofprijzing die de revue passeert.
P. 24
In zijn inaugurele rede als Oxford Professor of Poetry noemde Peter Levi het ‘het mooiste gedicht van deze eilanden in de gehele achttiende eeuw’.
P. 40
Afhankelijk van het moment dat Doireann in aanraking komt met de caoineadh geeft zij een leeftijdsgebonden interpretatie aan de tekst. Als eenmaal haar vierde kind geboren is dringt de fossiele stem van de achttiende-eeuwse dichteres zich steeds meer aan haar op. Ze wrikt zich steeds meer los van het, helaas nog steeds voorkomende, geijkte man/vrouw/moederrol patroon en gaat op onderzoek uit naar het verhaal achter de caoineadh en probeert daarbij het leven van Eibhlín Dubh te reconstrueren. Een onderzoek dat moeizaam verloopt, omdat in de achttiende eeuw de hiërarchie ervoor zorgde dat de vrouw geen stem had, de reden waarom er in historische stukken ook niet veel over Eibhlín Dubh te vinden is. Omdat Doireann zich steeds meer vastbijt om van Eibhlín Dubh een levensschets te maken vanuit de schaduw van mannen als haar broer en andere verwanten, via historische brieven en verslagen, steevast aanwezig maar geschreven met onzichtbare inkt, slaat haar passie steeds meer om in een obsessie. Haar gezin, man en huishouden komen bijna niet meer in het verhaal voor. Dit is het moment waarop ik keihard oordeelde, een oordeel die gezien de sterk verweven verhaallijnen van het personage en auteur, mij het gevoel gaf hier ook te oordelen over de auteur en dat terwijl zij niet veel anders heeft gedaan wat ook mannen, ondanks een gezin, doen en heeft er ook nog eens een prachtig boek aan over heeft gehouden. Het heeft mij laten inzien dat ook ik, als vrouw zijnde, eigenlijk meedoe aan de geijkte vastgeroeste hiërarchie binnen een zogenaamde ideale samenstelling binnen een gezin.
Dit is precies de gedachtegoed waartegen de feministische schrijfster Hélène Cixous, die in het verhaal heel even wordt aangehaald met haar 'Witte Inkt', zich verzet. Na haar essay 'The Laugh of the Medusa' te hebben gelezen valt mij op dat 'Een Geest in de Keel' is opgebouwd volgens de gedachtegoed van deze schrijfster. Alles ademt het vrouwelijke: verwijzingen naar deze auteur, zelfs het kleurenthema zwart/rood/wit staat voor vrouwelijk. Het hele verhaal staat voor scheppen. De kamers staan als metafoor voor de baarmoeder (van een schepper/godin). Het heeft iets mystieks, het vrouw zijn wordt verweven met het goddelijke. In de kamers worden de verhalen geboren, doordat er in geleefd wordt, maar ook doordat daar verhalen worden doorverteld. Er komen in het verhaal ook regelmatig verwijzingen naar het goddelijke van de auteur en het personage en daarmee tevens de vrouw. Het personage die in haar monoloog regelmatig dingen zegt in de trend van 'Ik zou haar kunnen neer vleien op de bank...' etc. is niet alleen een mogelijke interpretatie van het personage over een stuk van het gedicht of het historisch onderzoek interpreteert , maar ook een verwijzing naar het goddelijke. Ze richt niet alleen kamers in, hangt gordijnen op en dergelijke, maar ook de natuur , een grasweide, creëert ze op een gegeven moment in een kamer. De kamers staan net als de baarmoeder voor het scheppen. De reden ook waarom er zo'n nadruk wordt gelegd op dat ze zo vaak een poging probeerde om het huis van Eibhlin van binnen te mogen bekijken. Wat uiteindelijk niet is gelukt en symbool staat voor een onaf verhaal/onderzoek. Het is niet volledig. De godin zou hier een miskraam kunnen hebben, haar dochter het verhaal, zoals een poëtisch stukje doet suggereren.
Een 'Geest in de Keel' is een feministisch verhaal over sloven ten bate van het ingeburgerde vrouwzijn, gezin en huishouden, over geboorte, de zee, het vruchtwater, de baarmoeder, godin die creëert, leven, verhalen en zoals De Groene Amsterdammer zo mooi omschrijft: 'een gepassioneerde, mystieke ode aan de vrouwelijke stem in de literatuur, een pleidooi om die stem, ondanks eeuwen van onderdrukking, te doen gelden, dwars door de fallocentrische muilkorf heen.' Het is een verhaal dat je aanzet tot denken, reflecteert, je los rukt van geijkte gedachtepatronen, daarom krijgt 'Een Geest in de Kee'l van mij vijf sterren.
P.12
Deze zin verwoord alles wat ‘Een Geest in de Keel’ is. Het is een ode aan de vrouw in heel haar verschijning, niets wordt geschroomd. De structuur van het verhaal is opgezet als een lament en net als in een lament schiet het verhaal alle kanten op, niet alleen qua emoties, maar ook via de tijdlijn en diverse schrijfstijlen. Het ene moment zit je in het verleden, het andere moment in het heden. Het ene moment is het romantisch, het andere moment zakelijk. Het ene moment een interieur monoloog, dan weer in een gesprek duidelijk gericht aan de lezer, of een verslag. Het is een eerlijk verhaal over zelfopoffering, tekortkomingen, schuldgevoel, angst, begeerte, controle, loslaten en vrijheid die de dunne lijn tussen passie en obsessie zichtbaar maakt.
In ‘Een Geest in de Keel’ ontmoeten we het hoofdpersonage Doireann, die niet alleen met haar naam, maar ook op veel andere vlakken overeenkomsten heeft met de auteur als dichteres en moeder. Doordat het personage en auteur zo sterk met elkaar verweven zijn vervaagt de lijn tussen de autobiografische elementen en fictie. Dit maakt het verhaal gevoelig en persoonlijk.
Tijdens haar leven komt Doireann tot drie maal toe in contact met de caoineadh Airt Uí Laoghaire van Eibhlín Dubh Ní Chonaill, een van de laatste edelvrouwen van de oude Ierse orde. Zij schreef dit gedicht na de moord op haar man Art.
Hele coupletten wijdt Eibhlín aan haar minnaar, vol levendige beschrijvingen die zinderen van diepe liefde en een begeerte die nog steeds opwindend aanvoelt, maar omdat het gedicht na de moord op hem geschreven is, werpt verdriet zijn sombere schaduw over elke lofprijzing die de revue passeert.
P. 24
In zijn inaugurele rede als Oxford Professor of Poetry noemde Peter Levi het ‘het mooiste gedicht van deze eilanden in de gehele achttiende eeuw’.
P. 40
Afhankelijk van het moment dat Doireann in aanraking komt met de caoineadh geeft zij een leeftijdsgebonden interpretatie aan de tekst. Als eenmaal haar vierde kind geboren is dringt de fossiele stem van de achttiende-eeuwse dichteres zich steeds meer aan haar op. Ze wrikt zich steeds meer los van het, helaas nog steeds voorkomende, geijkte man/vrouw/moederrol patroon en gaat op onderzoek uit naar het verhaal achter de caoineadh en probeert daarbij het leven van Eibhlín Dubh te reconstrueren. Een onderzoek dat moeizaam verloopt, omdat in de achttiende eeuw de hiërarchie ervoor zorgde dat de vrouw geen stem had, de reden waarom er in historische stukken ook niet veel over Eibhlín Dubh te vinden is. Omdat Doireann zich steeds meer vastbijt om van Eibhlín Dubh een levensschets te maken vanuit de schaduw van mannen als haar broer en andere verwanten, via historische brieven en verslagen, steevast aanwezig maar geschreven met onzichtbare inkt, slaat haar passie steeds meer om in een obsessie. Haar gezin, man en huishouden komen bijna niet meer in het verhaal voor. Dit is het moment waarop ik keihard oordeelde, een oordeel die gezien de sterk verweven verhaallijnen van het personage en auteur, mij het gevoel gaf hier ook te oordelen over de auteur en dat terwijl zij niet veel anders heeft gedaan wat ook mannen, ondanks een gezin, doen en heeft er ook nog eens een prachtig boek aan over heeft gehouden. Het heeft mij laten inzien dat ook ik, als vrouw zijnde, eigenlijk meedoe aan de geijkte vastgeroeste hiërarchie binnen een zogenaamde ideale samenstelling binnen een gezin.
Dit is precies de gedachtegoed waartegen de feministische schrijfster Hélène Cixous, die in het verhaal heel even wordt aangehaald met haar 'Witte Inkt', zich verzet. Na haar essay 'The Laugh of the Medusa' te hebben gelezen valt mij op dat 'Een Geest in de Keel' is opgebouwd volgens de gedachtegoed van deze schrijfster. Alles ademt het vrouwelijke: verwijzingen naar deze auteur, zelfs het kleurenthema zwart/rood/wit staat voor vrouwelijk. Het hele verhaal staat voor scheppen. De kamers staan als metafoor voor de baarmoeder (van een schepper/godin). Het heeft iets mystieks, het vrouw zijn wordt verweven met het goddelijke. In de kamers worden de verhalen geboren, doordat er in geleefd wordt, maar ook doordat daar verhalen worden doorverteld. Er komen in het verhaal ook regelmatig verwijzingen naar het goddelijke van de auteur en het personage en daarmee tevens de vrouw. Het personage die in haar monoloog regelmatig dingen zegt in de trend van 'Ik zou haar kunnen neer vleien op de bank...' etc. is niet alleen een mogelijke interpretatie van het personage over een stuk van het gedicht of het historisch onderzoek interpreteert , maar ook een verwijzing naar het goddelijke. Ze richt niet alleen kamers in, hangt gordijnen op en dergelijke, maar ook de natuur , een grasweide, creëert ze op een gegeven moment in een kamer. De kamers staan net als de baarmoeder voor het scheppen. De reden ook waarom er zo'n nadruk wordt gelegd op dat ze zo vaak een poging probeerde om het huis van Eibhlin van binnen te mogen bekijken. Wat uiteindelijk niet is gelukt en symbool staat voor een onaf verhaal/onderzoek. Het is niet volledig. De godin zou hier een miskraam kunnen hebben, haar dochter het verhaal, zoals een poëtisch stukje doet suggereren.
Een 'Geest in de Keel' is een feministisch verhaal over sloven ten bate van het ingeburgerde vrouwzijn, gezin en huishouden, over geboorte, de zee, het vruchtwater, de baarmoeder, godin die creëert, leven, verhalen en zoals De Groene Amsterdammer zo mooi omschrijft: 'een gepassioneerde, mystieke ode aan de vrouwelijke stem in de literatuur, een pleidooi om die stem, ondanks eeuwen van onderdrukking, te doen gelden, dwars door de fallocentrische muilkorf heen.' Het is een verhaal dat je aanzet tot denken, reflecteert, je los rukt van geijkte gedachtepatronen, daarom krijgt 'Een Geest in de Kee'l van mij vijf sterren.
2
Reageer op deze recensie