Lezersrecensie
Langdradig, repetitief, en vaak irritant
Ondanks de jubelende recensies is dit verhaal véél te lang en zelden spannend, en maakt King het lezen een beproeving door telkens opnieuw op dezelfde spijkers te kloppen. De opening is meeslepend en de laatste pakweg 150 bladzijden zijn meeslepend, daartussen is het 300 bladzijden lang doorbijten.
Charlie is zeventien, woont in een typisch Kingiaans provinciestadje, verloor zijn moeder aan een dom ongeluk en daardoor bijna zijn vader aan de drank. Vader komt bij de AA terecht, Charlie hoort in het Psycho-achtige huis op de heuvel een hond janken en dan iemand hulp roepen, dringt door de omheining en redt het leven van de oude eenzaat Howard die er woont en van een ladder gevallen is. Omdat Charlie God beloofd had iets terug te doen als Die zijn vader zou redden van de drank, draagt hij zorg voor de herstellende Howard en diens stokoud wordende hond Radar, en Howard vertrouwt hem uiteindelijk op zijn sterfbed zijn geheimen toe.
In de schuur is een trap die diep, diep de aarde ingaat en uitkomt in een alternatieve wereld, een soort sprookjeswereld waar alles fout is gegaan – mensen zijn er mismaakt en hun huid is grijs, de hemel is altijd bewolkt, en de hoofdstad is een no go-zone waar akelige wezens rondhangen. Helaas: Howard vertrouwt Charlie óók toe dat net in die stad een soort rad van de tijd te vinden is dat hij in omgekeerde richting kan doen draaien – en daarmee Radar een nieuw leven bezorgen. En dus moet Charlie de stad in, en komt hij terecht in een reeks verwikkelingen die hem meteen ook de redder van de sprookjeswereld maken.
Op zich is dat natuurlijk een boeiende premisse, en heel erg Stephen King want de oorzaak van alles dat fout gaat is natuurlijk Het Absolute Kwade. En het begint ook goed, je leeft mee met Charlies ellende en met zijn groeiende relatie met Howard en Radar. Het duurt alleen véél te lang voor Charlie, na meer dan 200 bladzijden, eindelijk in de sprookjeswereld Empis terechtkomt. Dan is het heel even boeiend wanneer je denkt die wereld te ontdekken, maar spanning is er niet – elk obstakel dat Charlie tegenkomt verdwijnt vanzelf of omzeilt hij met het grootste gemak. Helemaal vreselijk wordt het wanneer Charlie gepakt wordt door de bad guys en vijfenzeventig (75) bladzijden lang opgesloten zit. En dan, eindelijk, wordt het spannend, zijn er échte obstakels en verwikkelingen, en heb je echt het gevoel in een confrontatie met het Absolute Kwade terecht te komen.
Helaas is Kings geschrijf vaak ook bijzonder irritant. Hoe vreselijk de situatie ook is, Charlie kan het niet laten om als een stoere jongen semi-ironische commentaar te geven. Ook het telkens en telkens en telkens opnieuw benadrukken bij elk magisch element “ja het is onwaarschijnlijk maar dat is dit soort verhaal” werkt op de zenuwen. En de zonder meer belachelijk talrijke, veel te expliciete en volstrekt overbodige verwijzingen naar allerlei boeken en films die vaak opnieuw en opnieuw terugkomen en er met de voorhamer worden ingeramd, verknallen het verhaal al evenzeer. King had zijn tijd beter gebruikt om de talrijke personages die Charlie in Empis tegenkomt tot leven te brengen, want zij blijven marionetten van bordkarton.
Charlie is zeventien, woont in een typisch Kingiaans provinciestadje, verloor zijn moeder aan een dom ongeluk en daardoor bijna zijn vader aan de drank. Vader komt bij de AA terecht, Charlie hoort in het Psycho-achtige huis op de heuvel een hond janken en dan iemand hulp roepen, dringt door de omheining en redt het leven van de oude eenzaat Howard die er woont en van een ladder gevallen is. Omdat Charlie God beloofd had iets terug te doen als Die zijn vader zou redden van de drank, draagt hij zorg voor de herstellende Howard en diens stokoud wordende hond Radar, en Howard vertrouwt hem uiteindelijk op zijn sterfbed zijn geheimen toe.
In de schuur is een trap die diep, diep de aarde ingaat en uitkomt in een alternatieve wereld, een soort sprookjeswereld waar alles fout is gegaan – mensen zijn er mismaakt en hun huid is grijs, de hemel is altijd bewolkt, en de hoofdstad is een no go-zone waar akelige wezens rondhangen. Helaas: Howard vertrouwt Charlie óók toe dat net in die stad een soort rad van de tijd te vinden is dat hij in omgekeerde richting kan doen draaien – en daarmee Radar een nieuw leven bezorgen. En dus moet Charlie de stad in, en komt hij terecht in een reeks verwikkelingen die hem meteen ook de redder van de sprookjeswereld maken.
Op zich is dat natuurlijk een boeiende premisse, en heel erg Stephen King want de oorzaak van alles dat fout gaat is natuurlijk Het Absolute Kwade. En het begint ook goed, je leeft mee met Charlies ellende en met zijn groeiende relatie met Howard en Radar. Het duurt alleen véél te lang voor Charlie, na meer dan 200 bladzijden, eindelijk in de sprookjeswereld Empis terechtkomt. Dan is het heel even boeiend wanneer je denkt die wereld te ontdekken, maar spanning is er niet – elk obstakel dat Charlie tegenkomt verdwijnt vanzelf of omzeilt hij met het grootste gemak. Helemaal vreselijk wordt het wanneer Charlie gepakt wordt door de bad guys en vijfenzeventig (75) bladzijden lang opgesloten zit. En dan, eindelijk, wordt het spannend, zijn er échte obstakels en verwikkelingen, en heb je echt het gevoel in een confrontatie met het Absolute Kwade terecht te komen.
Helaas is Kings geschrijf vaak ook bijzonder irritant. Hoe vreselijk de situatie ook is, Charlie kan het niet laten om als een stoere jongen semi-ironische commentaar te geven. Ook het telkens en telkens en telkens opnieuw benadrukken bij elk magisch element “ja het is onwaarschijnlijk maar dat is dit soort verhaal” werkt op de zenuwen. En de zonder meer belachelijk talrijke, veel te expliciete en volstrekt overbodige verwijzingen naar allerlei boeken en films die vaak opnieuw en opnieuw terugkomen en er met de voorhamer worden ingeramd, verknallen het verhaal al evenzeer. King had zijn tijd beter gebruikt om de talrijke personages die Charlie in Empis tegenkomt tot leven te brengen, want zij blijven marionetten van bordkarton.
3
Reageer op deze recensie