Lezersrecensie
Een pretentieuze, rommelige imitatie
Dit boek zou een karikatuur zijn als het zelfs maar een beetje grappig was. Maar het is vooral een pompeuze, irritante, hopeloos overladen en vaak belachelijke compilatie van wat Hannah blijkbaar ziet als Agatha Christie’s truuks, zonder ook maar een glimp van de twee aspecten die Christie zo uniek maakten: haar humor en de uiteindelijke eenvoud van haar plots.
Hercule Poirot zit elke donderdagavond op het zelfde uur in een restaurant. Een vrouw komt binnen, in paniek, en vertelt hem dat haar leven in gevaar is maar dat ze verdient te sterven. Poirots buur in het lodging house waar hij tijdelijk woont, is een jonge Scotland Yard detective, ene Catchpool. Die wordt bij een driedubbele moord geroepen in een hotel: twee vrouwen en één mannen liggen dood, elk in hun kamer, in dezelfde houding, met in hun mond een manchetknoop met initialen op. Ze blijken allemaal ooit gewoond te hebben in hetzelfde dorpje, waar zich een schokkende tragedie heeft afgespeeld. Al snel wordt duidelijk dat de moorden één of andere wraakoefening zijn. En Catchpool speelt de Hastings-rol. De basis van de plot is al extremer dan om het even wat Christie ooit bedacht, maar dat valt te rechtvaardigen – voeg maar eens iets toe aan een auteur die werkelijk elke moordplot al eens bedacht heeft.
Er zijn lijken in gesloten ruimtes en een dorpje gemener dan welk Christie-dorpje ooit, er zijn valse sporen en er zijn tegenstrijdigheden die enkel Poirot ziet, er is een fake onthulling, en een gedeeltelijke onthulling voor (belachelijk groot) publiek, en een epiloog-onthulling, Poirot smijt met (veel te veel) Franse woorden en is (onophoudelijk en veel te) grof tegen zijn “Hastings”, kortom alles roept “dit is net als Christie”. Maar de plot is krankzinnig: belachelijk ingewikkeld, en de complicaties houden niet op. Telkens krijgen we een nieuwe versie te horen van dezelfde feiten, en telkens is die meer bij de haren getrokken – maar je bent er zo moe van na een tijd dat je daar zelfs niet meer op let.
Catchpool als personage slaat nergens op: een Scotland Yard detective die geen bloed en geen lijken kan zien wegens een jeugdtrauma is al ridicuul. Maar dat die detective, wanneer een lijk vermist is, uit het raam kijkt en een bekende met een slappe figuur in de armen ziet die perfect dat lijk zou kunnen zijn, die hypothese ook nog eens bevestigd krijgt door Poirot, en doodrustig boven blijft staan, zonder er de bekende in kwestie ooit zelfs maar over aan te spreken? Hopeloos irritant. Ondanks alle pogingen om zoveel mogelijk Christie te lijken, is dit een artificiële pastiche die vooral duidelijk maakt hoe geniaal Christie zelf was.
Hercule Poirot zit elke donderdagavond op het zelfde uur in een restaurant. Een vrouw komt binnen, in paniek, en vertelt hem dat haar leven in gevaar is maar dat ze verdient te sterven. Poirots buur in het lodging house waar hij tijdelijk woont, is een jonge Scotland Yard detective, ene Catchpool. Die wordt bij een driedubbele moord geroepen in een hotel: twee vrouwen en één mannen liggen dood, elk in hun kamer, in dezelfde houding, met in hun mond een manchetknoop met initialen op. Ze blijken allemaal ooit gewoond te hebben in hetzelfde dorpje, waar zich een schokkende tragedie heeft afgespeeld. Al snel wordt duidelijk dat de moorden één of andere wraakoefening zijn. En Catchpool speelt de Hastings-rol. De basis van de plot is al extremer dan om het even wat Christie ooit bedacht, maar dat valt te rechtvaardigen – voeg maar eens iets toe aan een auteur die werkelijk elke moordplot al eens bedacht heeft.
Er zijn lijken in gesloten ruimtes en een dorpje gemener dan welk Christie-dorpje ooit, er zijn valse sporen en er zijn tegenstrijdigheden die enkel Poirot ziet, er is een fake onthulling, en een gedeeltelijke onthulling voor (belachelijk groot) publiek, en een epiloog-onthulling, Poirot smijt met (veel te veel) Franse woorden en is (onophoudelijk en veel te) grof tegen zijn “Hastings”, kortom alles roept “dit is net als Christie”. Maar de plot is krankzinnig: belachelijk ingewikkeld, en de complicaties houden niet op. Telkens krijgen we een nieuwe versie te horen van dezelfde feiten, en telkens is die meer bij de haren getrokken – maar je bent er zo moe van na een tijd dat je daar zelfs niet meer op let.
Catchpool als personage slaat nergens op: een Scotland Yard detective die geen bloed en geen lijken kan zien wegens een jeugdtrauma is al ridicuul. Maar dat die detective, wanneer een lijk vermist is, uit het raam kijkt en een bekende met een slappe figuur in de armen ziet die perfect dat lijk zou kunnen zijn, die hypothese ook nog eens bevestigd krijgt door Poirot, en doodrustig boven blijft staan, zonder er de bekende in kwestie ooit zelfs maar over aan te spreken? Hopeloos irritant. Ondanks alle pogingen om zoveel mogelijk Christie te lijken, is dit een artificiële pastiche die vooral duidelijk maakt hoe geniaal Christie zelf was.
1
Reageer op deze recensie