Lezersrecensie
Psychologische thriller, familieverhaal, en meesterwerk
Een meesterwerk. Tegelijk een psychologische thriller, een verhaal over een dysfunctionele familie, en een haast filosofische roman over ouder worden. Bovenaan de stamboom staan de 98jarige grootoma Ottilie, en haar al even stokoude boezemvriend meneer Takma. Bij de jongere generaties ontmoet je onder andere een ongehuwde ultracalvinistische kwezel, een mannenverslindster op haar retour, een middelmatig schrijvertje dat doodsbang is om oud te worden, een door geschiedenis geobsedeerde pervert, een diep getraumatiseerde depressieveling, een uitdagend genietende operazangeres die de familie ontvlucht is, een tot fanatiek katholicisme bekeerde tante die de familie ontvlucht is...
En heel die rond mekaar heen dwalende, mekaar aftastende familie loopt gebukt onder een geheim. Want er is iets gebeurd, 60 jaar geleden, en als lezer ontdek je heel traag wat dat precies was. Sommige familieleden weten wat “het” is omdat ze er getuige van waren, anderen hebben “het” later ontdekt, nog anderen weten dat er “iets” is maar zijn te bang van de waarheid om meer te willen weten, en weer anderen proberen te achterhalen wat “het” is. Niemand weet wat de anderen weten, sommigen denken zelfs dat zij als enigen op de hoogte zijn.
Couperus bouwt dit schitterend op. De eerste dertig bladzijden denk je in een psychologiserende familiekroniek te zitten. Maar dan is er ineens een gesprek dat alles op zijn kop zet. En dan ontdek je, stapje per stapje, wat er aan de hand is. Tegen een kwart zit je ineens in een bijzonder angstaanjagende thriller. Nog wat verder begin je te ontdekken hoe getraumatiseerd, of geobsedeerd, of gewoon geflipt elke personage elk op zijn of haar eigen manier is. Er zit een lange, nachtmerrie-achtige scène in die je de stuipen op het lijf jaagt. Een overlijdensscène die je geschokt achterlaat. Een huis waarin twee kamers telkens opnieuw terugkeren, elk met hun eigen rol, zo knap geschetst dat je in een film van Kubrick lijkt te zitten.
Het is ook een filosofische roman. De meeste personages zijn 60 of ouder, en elk van hen gaat op een eigen manier om met dat oud worden en oud zijn - en als 58er raakte me dat zeer. (Wellicht moet je al wat leven achter je hebben om dit boek helemaal te vatten.) En natuurlijk is er Couperus' sublieme stijl. De man bedenkt aan de lopende band woorden en zelfs grammaticaregels ("een lach die pijnlijkte om zijn lippen"). Hij is grappig (gezette tante Floor, "boezemdeindende de trap afschommelend"), venijnig ("artisten zijn amuzeurs, voor zichzelf en voor anderen"), poëtisch (de laatste zin van de sterfscène: "Buiten weende de dooi aan de ramen), en vooral obsessief: het woord "oud" of varianten erop komen meer dan 400 keer voor, “ding” of “dingen” 200 keer. Couperus hamert, sommige personages hameren, en dat kan storen maar voor mij maakte dat het verhaal alleen maar nog akeliger. Ja, de taal is zeer archaïsch, maar daar ben je snel aan gewend en vanaf dan is het puur genieten.
En heel die rond mekaar heen dwalende, mekaar aftastende familie loopt gebukt onder een geheim. Want er is iets gebeurd, 60 jaar geleden, en als lezer ontdek je heel traag wat dat precies was. Sommige familieleden weten wat “het” is omdat ze er getuige van waren, anderen hebben “het” later ontdekt, nog anderen weten dat er “iets” is maar zijn te bang van de waarheid om meer te willen weten, en weer anderen proberen te achterhalen wat “het” is. Niemand weet wat de anderen weten, sommigen denken zelfs dat zij als enigen op de hoogte zijn.
Couperus bouwt dit schitterend op. De eerste dertig bladzijden denk je in een psychologiserende familiekroniek te zitten. Maar dan is er ineens een gesprek dat alles op zijn kop zet. En dan ontdek je, stapje per stapje, wat er aan de hand is. Tegen een kwart zit je ineens in een bijzonder angstaanjagende thriller. Nog wat verder begin je te ontdekken hoe getraumatiseerd, of geobsedeerd, of gewoon geflipt elke personage elk op zijn of haar eigen manier is. Er zit een lange, nachtmerrie-achtige scène in die je de stuipen op het lijf jaagt. Een overlijdensscène die je geschokt achterlaat. Een huis waarin twee kamers telkens opnieuw terugkeren, elk met hun eigen rol, zo knap geschetst dat je in een film van Kubrick lijkt te zitten.
Het is ook een filosofische roman. De meeste personages zijn 60 of ouder, en elk van hen gaat op een eigen manier om met dat oud worden en oud zijn - en als 58er raakte me dat zeer. (Wellicht moet je al wat leven achter je hebben om dit boek helemaal te vatten.) En natuurlijk is er Couperus' sublieme stijl. De man bedenkt aan de lopende band woorden en zelfs grammaticaregels ("een lach die pijnlijkte om zijn lippen"). Hij is grappig (gezette tante Floor, "boezemdeindende de trap afschommelend"), venijnig ("artisten zijn amuzeurs, voor zichzelf en voor anderen"), poëtisch (de laatste zin van de sterfscène: "Buiten weende de dooi aan de ramen), en vooral obsessief: het woord "oud" of varianten erop komen meer dan 400 keer voor, “ding” of “dingen” 200 keer. Couperus hamert, sommige personages hameren, en dat kan storen maar voor mij maakte dat het verhaal alleen maar nog akeliger. Ja, de taal is zeer archaïsch, maar daar ben je snel aan gewend en vanaf dan is het puur genieten.
1
Reageer op deze recensie