Vlaamse oostfrontstrijders ontmaskerd
Net als in vele (Europese) landden zijn ook in Vlaanderen oostrfrontstrijders in de Tweede Wereldoorlog tot nu toe goed weggekomen in de beoordeling van hun optreden aldaar. Justitiële onderzoeken richtten zich niet op hun aandeel in de Jodenvervolging: het functioneren ten opzichte van ‘de goddeloze bolsjewieken’ stond centraal.
Frank Seberechts (1961) had daar geen vrede mee. Hij dook diep in de archieven, viste er verklaringen uit van strijders onder het banier van met name het Vlaams Legioen en de Waffen SS. Op grond van gedegen onderzoek, dagboeken, brieven, memoires, processtukken en bevraging van internationale bronnen concludeert hij in Drang naar het Oosten dat Vlaamse vrijwilligers bij alle aspecten van de vernietigingsoorlog betrokken waren die de Duitse nationaalsocialisten tussen 1939-1945 uitvoerden in Oost- en Centraal Europa.
Het boek begint met een uitgebreide inleiding van het hoe en waarom van deze wereldbrand. Daarna volgt een gedetailleerde beschouwing van de wandaden waar de Vlamingen bij betrokken waren. Uit alles blijkt dat het merendeel volledig geïndoctrineerd was door het antisemitisme van de nazi’s. Ze laten zich over Joden uit als zijnde uitwerpselen, die twee uur in de wind stinken. Constateren dat ze overal zaken op brute wijze naar hun hand zetten en verschaffen zich daarmee een vrijbrief voor onmenselijkheid. Het is niet fair en ook onjuist alle vrijwilligers over één kam te scheren. Anderen geven in correspondentie met het thuisfront aan hoe hun geest verziekt raakte. Zijn trots op het doden van kinderen, zeggen dat het gedroomde leven wordt geleid: avontuurlijk en ‘zo nu en dan’ een schot.
De gruweldaden rijgen zich aaneen. Dat wat de stoutste fantasie niet toelaat blijkt praktijk: een Holocaust met kogels, onder het motto ‘Uitroeien dat zootje.’ Het is slikken van bladzijde tot bladzijde over medische experimenten, gas-en koolmonoxidevergiftiging , gedetailleerde beschrijving van afschuwelijke wandaden en onmenselijk lijden in getto’s en concentratiekampen. Telkens daarbij het bewijs uit pen en mond van betrokkenen dat de Vlamingen er niet alleen weet van hadden maar dat de wreedsten onder hen er actief aan deelnamen. ‘De Jood is een luis en een luis moet je kapot maken.’ Bij het lezen van deze teksten voel je de neiging om het boek een slinger te geven. Maar dat staat gelijk aan het ontkennen van de waarheid waarnaar Seberechts oprecht op zoek ging.
Mensen die gedwongen worden hun nabestaanden te doden, die van bedorven kadavers eten en in de ergste gevallen de lijken van dierbaren. De auteur houdt zich niet in, wil het volledig gezegd hebben en schrijft zijn diep gevoelde walging van zich af. Neemt de lezer mee in de vraag hoe het zover is kunnen komen: lieden die als mensen de oorlog ingingen en er als verwerpelijk uitschot uit vandaan kwamen met daarna het grote ontkennen.
Interessante toevoeging vormen de cijfermatige gegevens over de Joodse slachtoffers. Niet Duitsland (8.26 à 8.66 procent) en niet Rusland (12.7 procent) betaalden de zwaarste tol: in Wit Rusland stierf meer dan een kwart (25.3 procent) van de Joodse bevolking. In een apart hoofdstuk behandelt de schrijver de plannen voor Vlaamse koloniën in het oosten, waarvan niet veel terecht kwam doordat Duitsland de oorlog verloor.
Tenslotte een groot aantal originele foto’s die de lezer nog eens extra op de feiten drukken. Je moet wel van alle realiteit losgeslagen zijn om na het lezen van dit werk aan een Holocaust te twijfelen. Toch zijn er de zulken, hetgeen aangeeft dat de strijd voor een menswaardiger wereld na bijna 75 jaar nog niet gestreden is.
Reageer op deze recensie