Boeiend vergelijk tussen mens en (andere) dieren
Adam Rutherford maakt in Het boek over de mensheid een vergelijk tussen mens en andere dieren. In die zin alleen al klinkt door dat de homo sapiens niet de illusie moet hebben in alle opzichten uniek te zijn. De wetenschappelijke verhandeling over onze ontwikkeling is in alle complexiteit toch leesbaar voor een groot publiek en dat mag de vooraanstaand geneticus die hij is zich tot een verdienste aanrekenen.
Op momenten dat je dreigt de grip op de stof te verliezen, zijn daar de praktische voorbeelden die je binnenboord houden. Rutherford houdt ons beleefd maar dringend voor dat we met andere dieren sinds de oerknal eenzelfde startmoment kenden. Het zijn de omstandigheden die onze ontwikkeling op gang brachten. Je moet daarbij denken in miljoenen jaren. Veel van wat de mens zich eigen maakte, is bij dieren terug te vinden. Het heeft zich daar niet verfijnd; de hersenen zijn zogezegd niet meegegroeid. Veel aandacht is er ook voor de voortplanting, de verschillen en de overeenkomsten.
Het afdalen in zoveel wetenschappelijke details maakt het boek niet geschikt voor de massa. Daar zal het Rutherford ook niet om begonnen zijn. Het onderwerp seks vult een belangrijk deel van het boek, maar ook hier met een wetenschappelijke lading die alleen een doelgroep raakt. Rutherford is niet voor niets een vooraanstaand geneticus, een man die zich bekommert om bewijslast en niet uit is op populariteit. Wie moeite neemt om de stof te laten indalen zal toch op enig moment geraakt worden door de observaties van de schrijver, die stuk voor stuk het stadium van uniciteit raken.
Voor alles houdt hij de diersoort ‘mens’ een spiegel voor. Waarin een beeld van de homo sapiens, die in heel veel opzichten niet zoveel anders is, maar zich alleen (veel) verder heeft ontwikkeld. Wij-van-nu zien er fysiek niet zo heel veel anders uit dan onze voorouders van 100.000 jaar geleden. Anekdotes zorgen voor een cesuur; ze worden bovendien met gevoel voor humor opgediend.
De belangrijkste ontdekking door de tijden heen was de grote betekenis die aan het gen moet worden toegekend. Rutherford geeft daar een sluitende wetenschappelijke verklaring voor. ‘Iedere diersoort kan leren; alleen de mens kan onderwijzen,’ is zo’n rake conclusie. Denk niet dat we een claim kunnen leggen op kunstzinnige uitingen. Neem een kijkje in een Zuid-Franse grot en de schellen vallen je van de ogen.
De ontwikkeling van de mens is sterk demografisch gebonden. Hoe groter de populatie, hoe meer vaardigheden ontstaan. De één leert van de ander en de derde voegt er het zijne of hare aan toe. Dat laatste met nadruk, want het fenomeen Darwin schiet in dat opzicht uit de bocht. De inferieure rol die hij aan de vrouw toekende is zwaar achterhaald, wrijft mijn partner me nog maar eens onder de neus. De tekst is wat spaarzaam gelardeerd met illustraties: degene erin staan voegen wel iets toe; maken een lap tekst gemakkelijker te begrijpen. Het lezen van dit boek vergt dan ook enig geduld. Wanneer je de moeite neemt om over wat de auteur beweert na te denken, is Het boek over de mensheid een verrijking.
Reageer op deze recensie