Prins van Oranje brengt Zonnekoning uit balans
In de tweede helft van de 17e eeuw lijkt het er op dat Frankrijk zich van de Europese macht meester maakt. Lodewijk XIV is de verpersoonlijking ervan. De keizer in Wenen, de ongeïnspireerde koning van Spanje, de verdeelde Britten en een trits andere, kleinere machtscentra grommen, maar bijten niet. Ze missen lef en visie. Dan staat een jonge Prins van Oranje op in de Republiek, onbeduidende speler op het Europese machtsveld. Hij weigert zich als de kriel uit de Nederlanden neer te leggen bij de glorie van de opgedofte haan uit Frankrijk. Deze schampert over de gebochelde, die immers de grootste moeite heeft om de verspeelde titulatuur van stadhouder te herwinnen.
Als die kriel blijft aanhouden en minachting omslaat in irritatie weet Lodewijk er wel een uitlaat voor te vinden. Een kopje kleiner maken die handel. Slechts door inundatie weet de Republiek te voorkomen dat de Hollanders binnen de Nederlanden aan de spies worden geregen. Het is al met al erg genoeg om dit 1672 tot rampjaar te verklaren.
Willem III is geen militair strateeg, onmachtig om de Fransen met zijn relatief kleine eigen leger pijn te doen. Zijn verdienste ligt in het doen ontwaken en mobiliseren van slapende mogendheden, in het smeden van allianties. Een proces dat tergend langzaam verloopt en pas in het begin van de 18e eeuw tot resultaat leidt. Willem III maakt het niet meer mee. Anderen slaan de richting in die hij heeft aangegeven en maken het af.
Luc Panhuysen stelt in Oranje tegen de Zonnekoning. De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa het ongelijke zo op het oog zinloze gevecht van de David uit de Republiek tegen de Goliath uit Versailles te boek. Hij brengt de lezer huid na bij de twee kemphanen. Zet het vergrootglas zelfs op de slaapkamergeheimen, maar steeds wel met de intentie om het inzicht in het grote geheel te versterken. Je hebt geen moment het idee dat de auteur je een stuk ballast meegeeft. Al die tekstuele zijsprongen zijn nodig om de betekenis van Oranjeprins en Zonnekoning goed in te schatten.
Het culmineert in een meeslepend epos dat niet alleen de mens met interesse in het verleden boeit. Wellicht is het creëren ervan voorbehouden aan mensen met een groot historisch besef in combinatie met een vaardige pen. Bij Panhuysen die geschiedenis studeerde en journalistieke bedreef, balt zich dat samen. ‘Lodewijk legde zijn libido aan de leidsels’, ‘Hij hield zijn reputatie op glans’, enkele voorbeelden van doordacht taalgebruik. Dat geeft het consumeren van de tekst extra leesgenot.
Er is werk van gemaakt, energie in gestopt. Ondanks de complexiteit van het gebeuren blijft de vaart in het verhaal. Waar dat nodig en verantwoord is, gooit de schrijver er een scheut humor overheen. Maakt op die manier duidelijk dat het verhevene er opgeplakt is. Dat vorsten en roergangers gewoon mensen zijn met menselijke zwakheden. Beïnvloedbaar als het kleinste kind. Met dien verstande dat hun falen en fouten de massa raken en niet zelden duizenden slachtoffers vergen.
Het maakt je getuige van een periode die mede bepalend is voor de Europese staalkaart anno 2016. Deze moderne klassieker bouwt in zekere zin voort op een vorige uit zijn oeuvre: Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. De smaak naar meer die daar uit ontstond is bepaald niet bedorven.
Reageer op deze recensie