Op de fiets naar de afgrond
Nee, daar hoef je geen Wim van Est voor te heten. Niet op de Col d’Aubisque het ravijn in te duiken. Je kunt het ook anders, figuurlijk. Door op ongekende schaal te hoereren, zuipen, slikken, liegen en bedriegen. Thomas Dekker levert er in het gelijknamige boek met de toevoeging Mijn gevecht het bewijs voor. Het oude wielrennen in extremis? Of was de goedgelovige Thomas één van de velen in het peloton?
Auteur Thijs Zonneveld, helemaal gek van deze sport, legt met het verhaal een bom onder de schone schijn. Een eigenwijs jongetje dat met talent zichzelf schromelijk overschat, met de allerbeste wil zichzelf karakterloos naar de gallemiezen trapt. Verdient hij een Edison in de niet erkende categorie list en bedrog of is hij ook een beetje of wat meer slachtoffer van een verwerpelijke sportcultuur? Van trapper naar vertrapte.
Een aanklacht ook tegen de Nederlandse profploeg die jarenlang de fatsoensrakker uithing, maar dat door d(i)e bank genomen allerminst is geweest. Zijn de verantwoordelijken binnen die ploeg mede schuldig aan de ontsporing van jonge sporters? Speelden ze de vermoorde onschuld? Bedekte het slijk der aarde de te hoge hematocrietwaarde? Dekker kwam veel te laat tot de ontdekking dat hij de grootste tegenstander was van zichzelf. Niet met de bakken geld om kon gaan en daar alles mee deed wat God verboden heeft. Het wekt de vraag op of dat niet het probleem is van veel meer jonge talenten in allerlei takken van sport.
Het zijn de sterke benen….Thomas hád die sterke benen, maar helaas alleen letterlijk. Zonneveld trekt er alles uit. Geeft de fantasie de teugels als hij de kleine Thomas honderden guldens met knikkeren op het schoolplein laat winnen, honderdduizend huisjes op een bungalowpark ziet staan en draadjes uit de broek van het manneke ziet steken die voor benen door moeten gaan. Het is de proloog van de levenskoers die Dekker glansloos verliest.
Hij komt 271 meter tekort in zijn poging om het werelduurrecord te breken. Een getal dat mager afsteekt bij de hoeveelheid epo, dynepo en bloedzakken die Dekker zichzelf toediende of door scrupuleuze artsen liet aanleggen. Zoveel smeerlapperij achter gladde praatjes. Een renner die zich bevrijdt uit de boeien van de leugen. Die met name Michael Boogerd ‘ontmythologiseert’ als roerganger in het verderf. Die in de zelfvernedering een heel peloton meeneemt.
Als verslaggever die 29 keer de Tour de France meemaakte, voel je je na deze ontboezeming naïef. Dat zal Mart Smeets niet anders zijn vergaan. Topsport in de wurggreep van de commercie. Het onmogelijke uit de jonge mens halen, records van hem verlangt die zonder verdovende middelen niet haalbaar blijken? Op z’n minst een deel van de waarheid. Zonneveld laat de lezer achter met vraagtekens.
Stof die stemt tot nadenken. Dat is de grootste verdienste van dit spraakmakende boek. En, als liefhebber van het wielrennen prijzen we ons gelukkig dat we in de Oranjeronde van Eerbeek op een zevende plaats zijn geëindigd. Want stel dat we daar de gladiolen hadden gekregen. Wie garandeert ons dat de dood van zelfrespect er niet op zou zijn gevolgd?
Reageer op deze recensie