Lezersrecensie
Zeker een goede poging, maar niet altijd Lovecraftiaans
Zoals al in andere recensies valt te lezen, zit er iets dubbels in deze bundel. Enerzijds is het fijn dat er eindelijk meer aandacht is voor Lovecraftiaanse, Nederlandse verhalen. Aan de andere kant blijkt dat er nog werk aan de winkel is wat betreft het échte, diepere Lovecraftiaanse in veel van de verhalen, dat wil zeggen de écht cosmicistische en weird-fiction-elementen die gaan over de angst voor het onbekende dat het menselijke verstand te boven gaat, en daarmee gepaard gaand het gegeven dat de mensheid maar klein, naïef. onwetend en onbeduidend is.
De verhalen van Johan Klein Haneveld zijn duidelijk Lovecraftiaans en cosmicistisch. Zijn verhalen in deze bundel had ik al eerder gelezen in zijn bundel Ruisreizigers, waar veel meer goed geschreven, sterke verhalen in staan, waarvan een deel duidelijk weird fiction is. ‘Gele veeg’ past in het rijtje verhalen over spookschilderijen, zoals The Oval Portrait van Poe, Pickman’s Model van Lovecraft, The Mysterious Portrait van Gogel en natuurlijk The Picture of Dorian Gray van Oscar Wilde. Dit verhaal is niet Klein Hanevelds sterkste verhaal, maar ook zeker niet slecht. Zijn goed geschreven ‘De meester van de delta’ is een als clifi vermomd Lovecraftiaans verhaal. Duidelijk weird fiction is Hanevelds ‘Spelavond’, vooral leuk voor lezers (zoals ik) die bekend zijn met role playing games. Origineel in dit verhaal is ook dat de rpg-speler een volwassen vrouw is i.p.v. het prototype nerdy jongetje.
Naast de verhalen van Johan Klein Haneveld staan er ook andere goed tot voldoende geslaagde Lovecraftiaanse of weird-fiction/cosmicistische verhalen in. Allereerst beide verhalen van Dick van der Bij. ‘Veld E-42’ is een leuke twist op Lovecraft – een soort vriendelijke versie van The Color out of Space op het Friese boerenland. ‘Paal 13’ is echte kosmische horror – ook het anti-masculiene ‘moeder Hydra’-motief sprak me aan. Ook ‘Waar wij steden doen verrijzen op de bodem van de zee’ van Jack Schlimazlnik vond ik een in mooie schrijfstijl geschreven Lovecraftiaans verhaal, waarin het ‘Hollandse’ aspect goed was verweven, met name door de knipoog naar de discussie over de Oostvaardersplassen (“Wat is de toekomst van de mens zonder natuurlijke vijanden?”). Het bevatte op een fijne manier ook de nodige humor. Ook ‘Duisternis, duisternis, verzwelg mij’ van Frank Roger is echte weird fiction, en lijkt geïnspireerd te zijn op Lovecrafts The color out of Space. Het korte ‘Blaaskwartet’ van Maarten Luikhoven bevat een soort apocalyptische muziek die lijkt te verwijzen naar de invloed van Lovecrafts godenpaar Nyarlathotep en Azatoth. Het enige duidelijke King in Yellow-verhaal, en ook goed geslaagd, is ‘Een man van zijn woord’ van Jan J.B. Kuipers.
Dan drie verhalen in de ‘middenmoot’. Een aardig tweeluik wordt gevormd door de verhalen van Anaïd Haen en Django Mathijsen, ‘De Heeren van ’s Gravensande’ en ‘De eindoplossing van het vetusentiteitenprobleem, al blijft het Lovecraftiaanse hier wat aan de oppervlakte en zie ik niet de meerwaarde van de ‘treurspelstructuur-kopjes’ in het eerste verhaal. ‘Van den Ouden’ van Jaap Boekestein is een soort Call of Cthulhu in Den Haag. Om Eline Vere als personage op te voeren vond ik origineel, al mist het net wat te veel het echt Lovecraftiaanse.
Er staan ook verhalen in de bundel die weliswaar duidelijk verwijzen naar Lovecraft, maar toch niet gezien kunnen worden als (geslaagde) kosmische horror, cosmicisme of weird fiction. ‘Een heerlijke dag [etc.]’ van Tais Teng vond ik minder geslaagde Lovecraft-satire. Ook met ‘Godendeemstering’ van Mark J. Ruyffelaert kon ik weinig – het leek meer op een Mythos-woordenlijst zonder verhaal. ‘Het ding onder de jachthut’ van Adriaan van Garde begint veelbelovend met een sfeervolle setting maar wordt in mijn ogen al snel een wat warrig teenscream-achtig verhaal (en wat doet Cthulhu in de kelder?). Ook ‘De kathedraal van Radio Kootwijk’ van Boukje Balder vond ik wat warrig, al vond ik het vaak vergeten Lovecraftiaanse aspect van het ruilen van lichaam wel leuk.
Dan zijn er nog vijf verhalen die weliswaar als verhaal geslaagd zijn, maar wat mij betreft niet in deze bundel thuishoren, omdat ze bij een ander genre horen. De twee verhalen van Mike Jansen (de samensteller) zelf – ‘Het genesis ei’ en ‘Het klein receptenboek van meneer Ho-Hum’ – zijn sterke horrorverhalen waarvan ik er zeker meer zou willen lezen (ik hou bijvoorbeeld ook erg van Babadook), maar zijn wat mij betreft geen kosmische horror. ‘Van de dood en de timmerman’ van Peter Kaptein heeft wel een vleugje China Miéville in zich, en valt daarmee eerder onder ‘new weird’, wat zeker niet erg is. Bij het lezen van de zin “Het zal haar grip op de stad niet loslaten” moest ik aan de cover van ‘Looking for Jake and other stories’ van Miéville denken, waarop een kathedraal rust op ondergrondse tentakelachtige slangen. ‘Van de zee’ van Abram Hertroys is een duister en mooi zeemanssprookje over een dode dochter. Roderick Leeuwenharts ‘Meester van Goud’, ten slotte, is een geslaagd, wat Poesk, scheepsverhaal.
De verhalen van Johan Klein Haneveld zijn duidelijk Lovecraftiaans en cosmicistisch. Zijn verhalen in deze bundel had ik al eerder gelezen in zijn bundel Ruisreizigers, waar veel meer goed geschreven, sterke verhalen in staan, waarvan een deel duidelijk weird fiction is. ‘Gele veeg’ past in het rijtje verhalen over spookschilderijen, zoals The Oval Portrait van Poe, Pickman’s Model van Lovecraft, The Mysterious Portrait van Gogel en natuurlijk The Picture of Dorian Gray van Oscar Wilde. Dit verhaal is niet Klein Hanevelds sterkste verhaal, maar ook zeker niet slecht. Zijn goed geschreven ‘De meester van de delta’ is een als clifi vermomd Lovecraftiaans verhaal. Duidelijk weird fiction is Hanevelds ‘Spelavond’, vooral leuk voor lezers (zoals ik) die bekend zijn met role playing games. Origineel in dit verhaal is ook dat de rpg-speler een volwassen vrouw is i.p.v. het prototype nerdy jongetje.
Naast de verhalen van Johan Klein Haneveld staan er ook andere goed tot voldoende geslaagde Lovecraftiaanse of weird-fiction/cosmicistische verhalen in. Allereerst beide verhalen van Dick van der Bij. ‘Veld E-42’ is een leuke twist op Lovecraft – een soort vriendelijke versie van The Color out of Space op het Friese boerenland. ‘Paal 13’ is echte kosmische horror – ook het anti-masculiene ‘moeder Hydra’-motief sprak me aan. Ook ‘Waar wij steden doen verrijzen op de bodem van de zee’ van Jack Schlimazlnik vond ik een in mooie schrijfstijl geschreven Lovecraftiaans verhaal, waarin het ‘Hollandse’ aspect goed was verweven, met name door de knipoog naar de discussie over de Oostvaardersplassen (“Wat is de toekomst van de mens zonder natuurlijke vijanden?”). Het bevatte op een fijne manier ook de nodige humor. Ook ‘Duisternis, duisternis, verzwelg mij’ van Frank Roger is echte weird fiction, en lijkt geïnspireerd te zijn op Lovecrafts The color out of Space. Het korte ‘Blaaskwartet’ van Maarten Luikhoven bevat een soort apocalyptische muziek die lijkt te verwijzen naar de invloed van Lovecrafts godenpaar Nyarlathotep en Azatoth. Het enige duidelijke King in Yellow-verhaal, en ook goed geslaagd, is ‘Een man van zijn woord’ van Jan J.B. Kuipers.
Dan drie verhalen in de ‘middenmoot’. Een aardig tweeluik wordt gevormd door de verhalen van Anaïd Haen en Django Mathijsen, ‘De Heeren van ’s Gravensande’ en ‘De eindoplossing van het vetusentiteitenprobleem, al blijft het Lovecraftiaanse hier wat aan de oppervlakte en zie ik niet de meerwaarde van de ‘treurspelstructuur-kopjes’ in het eerste verhaal. ‘Van den Ouden’ van Jaap Boekestein is een soort Call of Cthulhu in Den Haag. Om Eline Vere als personage op te voeren vond ik origineel, al mist het net wat te veel het echt Lovecraftiaanse.
Er staan ook verhalen in de bundel die weliswaar duidelijk verwijzen naar Lovecraft, maar toch niet gezien kunnen worden als (geslaagde) kosmische horror, cosmicisme of weird fiction. ‘Een heerlijke dag [etc.]’ van Tais Teng vond ik minder geslaagde Lovecraft-satire. Ook met ‘Godendeemstering’ van Mark J. Ruyffelaert kon ik weinig – het leek meer op een Mythos-woordenlijst zonder verhaal. ‘Het ding onder de jachthut’ van Adriaan van Garde begint veelbelovend met een sfeervolle setting maar wordt in mijn ogen al snel een wat warrig teenscream-achtig verhaal (en wat doet Cthulhu in de kelder?). Ook ‘De kathedraal van Radio Kootwijk’ van Boukje Balder vond ik wat warrig, al vond ik het vaak vergeten Lovecraftiaanse aspect van het ruilen van lichaam wel leuk.
Dan zijn er nog vijf verhalen die weliswaar als verhaal geslaagd zijn, maar wat mij betreft niet in deze bundel thuishoren, omdat ze bij een ander genre horen. De twee verhalen van Mike Jansen (de samensteller) zelf – ‘Het genesis ei’ en ‘Het klein receptenboek van meneer Ho-Hum’ – zijn sterke horrorverhalen waarvan ik er zeker meer zou willen lezen (ik hou bijvoorbeeld ook erg van Babadook), maar zijn wat mij betreft geen kosmische horror. ‘Van de dood en de timmerman’ van Peter Kaptein heeft wel een vleugje China Miéville in zich, en valt daarmee eerder onder ‘new weird’, wat zeker niet erg is. Bij het lezen van de zin “Het zal haar grip op de stad niet loslaten” moest ik aan de cover van ‘Looking for Jake and other stories’ van Miéville denken, waarop een kathedraal rust op ondergrondse tentakelachtige slangen. ‘Van de zee’ van Abram Hertroys is een duister en mooi zeemanssprookje over een dode dochter. Roderick Leeuwenharts ‘Meester van Goud’, ten slotte, is een geslaagd, wat Poesk, scheepsverhaal.
2
Reageer op deze recensie