Lezersrecensie
Werkt de combinatie sf en klimaatfictie wel?
Het duurde even voor ik dit boek uit had. Het gaat hier om een verhalenbundel die zich tot één thema beperkt én een genre. Dat zorgt ervoor dat ik na enkele verhalen wel weer even wat anders wil. Het is meer een boek om af en toe wat uit te lezen, en zo heb ik het dan ook gelezen.
Na afloop vroeg ik me vooral één ding af: is sf geschikt als klimaatfictie?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet ik eerst kort die twee begrippen duiden: sf en klimaatfictie. Sf is natuurlijk enorm breed, al heb ik het idee dat in Nederland en zeker in deze bundel de zogenaamde ‘hard sf’ de boventoon voert: verre toekomsten, veel technologische ontwikkelingen en ook redelijk veel space. (Dit soort) sf is in mijn ogen dan ook niet gelijk aan wat wel wordt aangeduid als ‘toekomstverhalen’, een veel breder begrip, waarbij bijvoorbeeld technologie helemaal geen rol in hoeft te spelen. Klimaatfictie is dan weer een wat breder begrip dan de naam lijkt aan te duiden: gewoonlijk worden ook verhalen over ecologische rampen, vervuiling en andere negatieve antropogene invloeden op de natuurlijke omgeving hierbij inbegrepen, en aan deze bundel te zien kan dit ook het beste worden aangehouden, al voert de opwarming van de aarde / de klimaatverandering gewoonlijk wel de boventoon.
Het lijkt duidelijk: klimaatfictie en sf gaan beide over de toekomst én stellen (gewoonlijk) de mens centraal: hoe beïnvloed de mens de (wijde) omgeving en hoe beïnvloed de veranderende omgeving de mens? Maar na het lezen van de bundel zie ik bij veel verhalen toch een soort frictie tussen genre en thema.
Ten eerste is veel van de sf dermate ‘fantastisch’ of speelt het in een dermate verre toekomst, dat het losraakt van de huidige tijd, problematiek en urgentie. Het mist dan herkenbaarheid, en oude klimaatrampen zijn dan niet meer dan een setting waarop een totaal nieuwe wereldorde is opgebouwd. Ik vind dat problematisch, omdat het dan mist wat m.i. het doel van klimaatfictie zou moeten zijn: de lezer de urgentie en serieusheid van het probleem doen inzien.
Ten tweede voert technologisch optimisme in de vele klassieke sf-verhalen een grote rol, ook in meerdere verhalen in deze bundel. Dat vind ik misschien nog wel problematischer. De boodschap lijkt dan te zijn: ‘niet erg die klimaatproblematiek, we dammen de gevolgen wel in met technologie en gaan vrolijk verder’. Dit optimisme is in mijn ogen misplaatst en niet realistisch, al begrijp ik dat een andere schrijver daar anders over kan denken. Persoonlijk denk ik dat de oplossing ligt in een veranderende attitude van de mens naar de natuur, het minderen van overbodige luxe en het niet nog complexer en daarmee moeilijker beheersbaar maken van de wereld door nog meer technologische afhankelijkheden. Maar goed, ik dwaal af.
Ten derde gaan veel van de verhalen te veel over politiek – met name een doorgedreven rechts-populisme. Op zich is daar niks mis mee, maar soms overschreeuwt dit de klimaatproblematiek zelf, en wordt het meer een politieke dystopie dan klimaatfictie.
Ten vierde is het duidelijk dat niet alle schrijvers zich goed genoeg in de wetenschap achter klimaatverandering e.d. hebben verdiept, waardoor er soms vreemde versimpelingen of onjuistheden worden gepresenteerd, wat jammer is omdat het dan voor een kritische lezer aan overtuigingskracht ontbreekt.
Tot slot hebben nogal wat schrijvers in deze bundel de neiging te veel te willen binnen een (meestal kort) verhaal, wat te maken kan hebben met het genre sf. Een sf-roman over klimaat zou in deze gevallen wellicht beter werken.
Vind ik het boek dan slecht? Nee, dat nou ook weer niet. Er zijn verhalen die ik wél sterk vond en die niet leden aan bovenstaande frictie en dat maakt veel goed. Hieronder de acht verhalen die ik het best of in positieve zin opvallendst vond:
Het openingsverhaal ‘Casandra en de albatros’ van Marco Knauff vond ik meteen een van de beste. Een cassandravoorspelling is een onheilsvoorspelling die niet wordt geloofd – dat past natuurlijk perfect bij het huidige klimaatprobleem. Ik vond de symboliek in het verhaal sterk, het verhaal wordt erdoor naar een hoger niveau getild en is daardoor tijdlozer. Ik vond het ook erg vertederend – iets dat ik ook vaak mis in veel van de Nederlandse literatuur – en met een duidelijke liefde voor de natuur geschreven.
‘Vuurvreters’ van Joachim Heijndermans was meer een toekomstblik dan een verhaal, maar was wel origineel dat het inzoomde op de hitteproblematiek in plaats van de eeuwige overstromingen (al waren er enkele andere verhalen die daar ook iets mee deden). Soms wordt vergeten dat klimaatverandering meer is dan alleen overstromingen.
‘De visgevangenis’ van Eowen Valk ging meer over de ecologische schade door de mens, en was daardoor voor de afwisseling welkom. Helaas lag de nadruk te veel op het horrorelement van mensenvlees – ik had liever de focus gehad op het interessante gegeven van de schade door visklonen.
‘Erfzonde’ van Wouter van Gorp was stilistisch gezien erg goed en mooi geschreven. Ook de focus op het schuldgevoel van de consument vond ik sterk en passend bij klimaatfictie. Het einde heeft een mooie wending.
‘Niemandsland’ van Esther Wagenaar vond ik ook mooi geschreven. De afwisseling tussen verhaal en mediaberichten werkt goed.
‘De val’ van Tom Kruijsen heeft een mooi icarus-motief, dat goed past bij klimaatfictie. Het was ook meer steampunk dan hard sf, wat voor de afwisseling ook fijn was.
‘Een nieuwe meester’ van Johan Klein Haneveld is een mooie mix van sf en fantasy en stilistisch goed geschreven.
‘Architeuthis’ van Ursula Visser was origineel in dat het het enige verhaal met een scheut Lovecraft was, en dat is natuurlijk altijd goed ;-)
Maar vind ik sf nu geschikt voor klimaatfictie? Het is helemaal hoe de schrijver zelf erop inzet. Getuige de enkele sterke verhalen kan het zeker werken, zo lang die maar de valkuilen van de sf rond dit thema weet te vermijden. Wie weet is horror makkelijker te matchen (ik denk bijvoorbeeld aan ‘der Schwarm’ van Frank Schätzing), maar het antwoord daarop moet wachten tot er een bundel ‘horror-auteurs voor het klimaat’ verschijnt, maar dat zal niet gebeuren in Nederland, vrees ik.
Na afloop vroeg ik me vooral één ding af: is sf geschikt als klimaatfictie?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet ik eerst kort die twee begrippen duiden: sf en klimaatfictie. Sf is natuurlijk enorm breed, al heb ik het idee dat in Nederland en zeker in deze bundel de zogenaamde ‘hard sf’ de boventoon voert: verre toekomsten, veel technologische ontwikkelingen en ook redelijk veel space. (Dit soort) sf is in mijn ogen dan ook niet gelijk aan wat wel wordt aangeduid als ‘toekomstverhalen’, een veel breder begrip, waarbij bijvoorbeeld technologie helemaal geen rol in hoeft te spelen. Klimaatfictie is dan weer een wat breder begrip dan de naam lijkt aan te duiden: gewoonlijk worden ook verhalen over ecologische rampen, vervuiling en andere negatieve antropogene invloeden op de natuurlijke omgeving hierbij inbegrepen, en aan deze bundel te zien kan dit ook het beste worden aangehouden, al voert de opwarming van de aarde / de klimaatverandering gewoonlijk wel de boventoon.
Het lijkt duidelijk: klimaatfictie en sf gaan beide over de toekomst én stellen (gewoonlijk) de mens centraal: hoe beïnvloed de mens de (wijde) omgeving en hoe beïnvloed de veranderende omgeving de mens? Maar na het lezen van de bundel zie ik bij veel verhalen toch een soort frictie tussen genre en thema.
Ten eerste is veel van de sf dermate ‘fantastisch’ of speelt het in een dermate verre toekomst, dat het losraakt van de huidige tijd, problematiek en urgentie. Het mist dan herkenbaarheid, en oude klimaatrampen zijn dan niet meer dan een setting waarop een totaal nieuwe wereldorde is opgebouwd. Ik vind dat problematisch, omdat het dan mist wat m.i. het doel van klimaatfictie zou moeten zijn: de lezer de urgentie en serieusheid van het probleem doen inzien.
Ten tweede voert technologisch optimisme in de vele klassieke sf-verhalen een grote rol, ook in meerdere verhalen in deze bundel. Dat vind ik misschien nog wel problematischer. De boodschap lijkt dan te zijn: ‘niet erg die klimaatproblematiek, we dammen de gevolgen wel in met technologie en gaan vrolijk verder’. Dit optimisme is in mijn ogen misplaatst en niet realistisch, al begrijp ik dat een andere schrijver daar anders over kan denken. Persoonlijk denk ik dat de oplossing ligt in een veranderende attitude van de mens naar de natuur, het minderen van overbodige luxe en het niet nog complexer en daarmee moeilijker beheersbaar maken van de wereld door nog meer technologische afhankelijkheden. Maar goed, ik dwaal af.
Ten derde gaan veel van de verhalen te veel over politiek – met name een doorgedreven rechts-populisme. Op zich is daar niks mis mee, maar soms overschreeuwt dit de klimaatproblematiek zelf, en wordt het meer een politieke dystopie dan klimaatfictie.
Ten vierde is het duidelijk dat niet alle schrijvers zich goed genoeg in de wetenschap achter klimaatverandering e.d. hebben verdiept, waardoor er soms vreemde versimpelingen of onjuistheden worden gepresenteerd, wat jammer is omdat het dan voor een kritische lezer aan overtuigingskracht ontbreekt.
Tot slot hebben nogal wat schrijvers in deze bundel de neiging te veel te willen binnen een (meestal kort) verhaal, wat te maken kan hebben met het genre sf. Een sf-roman over klimaat zou in deze gevallen wellicht beter werken.
Vind ik het boek dan slecht? Nee, dat nou ook weer niet. Er zijn verhalen die ik wél sterk vond en die niet leden aan bovenstaande frictie en dat maakt veel goed. Hieronder de acht verhalen die ik het best of in positieve zin opvallendst vond:
Het openingsverhaal ‘Casandra en de albatros’ van Marco Knauff vond ik meteen een van de beste. Een cassandravoorspelling is een onheilsvoorspelling die niet wordt geloofd – dat past natuurlijk perfect bij het huidige klimaatprobleem. Ik vond de symboliek in het verhaal sterk, het verhaal wordt erdoor naar een hoger niveau getild en is daardoor tijdlozer. Ik vond het ook erg vertederend – iets dat ik ook vaak mis in veel van de Nederlandse literatuur – en met een duidelijke liefde voor de natuur geschreven.
‘Vuurvreters’ van Joachim Heijndermans was meer een toekomstblik dan een verhaal, maar was wel origineel dat het inzoomde op de hitteproblematiek in plaats van de eeuwige overstromingen (al waren er enkele andere verhalen die daar ook iets mee deden). Soms wordt vergeten dat klimaatverandering meer is dan alleen overstromingen.
‘De visgevangenis’ van Eowen Valk ging meer over de ecologische schade door de mens, en was daardoor voor de afwisseling welkom. Helaas lag de nadruk te veel op het horrorelement van mensenvlees – ik had liever de focus gehad op het interessante gegeven van de schade door visklonen.
‘Erfzonde’ van Wouter van Gorp was stilistisch gezien erg goed en mooi geschreven. Ook de focus op het schuldgevoel van de consument vond ik sterk en passend bij klimaatfictie. Het einde heeft een mooie wending.
‘Niemandsland’ van Esther Wagenaar vond ik ook mooi geschreven. De afwisseling tussen verhaal en mediaberichten werkt goed.
‘De val’ van Tom Kruijsen heeft een mooi icarus-motief, dat goed past bij klimaatfictie. Het was ook meer steampunk dan hard sf, wat voor de afwisseling ook fijn was.
‘Een nieuwe meester’ van Johan Klein Haneveld is een mooie mix van sf en fantasy en stilistisch goed geschreven.
‘Architeuthis’ van Ursula Visser was origineel in dat het het enige verhaal met een scheut Lovecraft was, en dat is natuurlijk altijd goed ;-)
Maar vind ik sf nu geschikt voor klimaatfictie? Het is helemaal hoe de schrijver zelf erop inzet. Getuige de enkele sterke verhalen kan het zeker werken, zo lang die maar de valkuilen van de sf rond dit thema weet te vermijden. Wie weet is horror makkelijker te matchen (ik denk bijvoorbeeld aan ‘der Schwarm’ van Frank Schätzing), maar het antwoord daarop moet wachten tot er een bundel ‘horror-auteurs voor het klimaat’ verschijnt, maar dat zal niet gebeuren in Nederland, vrees ik.
1
Reageer op deze recensie