Lezersrecensie
Mythisch denken
Ik liep zomaar tegen dit boekje met de titel ‘Kwaidan’ aan. Auteur: Lafcadio Hearn. Die leefde van 1850-1904. Ondertitel: Japanse Spookverhalen. Op de zachtgroene voorkant een erg lelijke, boos kijkende, gifgroene kikker met iets, wat lijkt op een Matcha thee klopper, in zijn poot. Niet heel aantrekkelijk. Wel aantrekkelijk is de oorspronkelijke Engelse titel: Kwaidan; Stories and Studies of Strange Things. Klinkt een stuk beter dan de Nederlandse vertaling. Nog beter wordt het na het lezen van het korte voorwoord van Hearn. Het boekje blijkt een verzameling van oude Japanse spookverhalen, ‘Kwaidan’ genoemd, die door Hearn zijn opgetekend en vermengd met ervaringen uit zijn eigen Ierse jeugd. Kwaidan wordt nu beschouwd als een klassiek werk in Japan.
Hearn is geboren op een Grieks eiland als zoon van een Ierse vader en Griekse moeder. Journalist geworden in Amerika en tenslotte in Japan terechtgekomen. Getrouwd en blijven wonen. Kortom: een interessante cocktail.
Het boek bevat 17 Kwaidan-verhalen en 3 insectenstudies over vlinders, muggen en mieren. En op het eerste gezicht vreemde combinatie.
De verhalen laten zich lezen als westerse sprookjes. Ze beginnen nog net niet met ‘er was eens…’, maar het scheelt niet veel. Waarom ze doen denken aan onze sprookjes is de sfeer die ze uitstralen. De plotselinge wendingen in de verhalen, en het feit dat hoofdpersonen plots van gedaante kunnen wisselen. Bijvoorbeeld het eerste verhaal waar de blinde hoofdpersoon Hõichi in aanraking komt met gevaarlijke geesten voor wie hij harp speelt en alleen aan deze geesten kan ontsnappen door onzichtbaar te worden. Door een fout in de vermomming blijven zijn oren echter zichtbaar die door de geesten vervolgens van zijn hoofd worden getrokken.
In veel verhalen is sprake van verbindingen tussen het menselijke leven en de geestenwereld. Ook kan menselijk materie overgaan in andere materie. Zoals in het verhaal Ubazakura waar het mooie meisje O-Tsuyu jong overlijdt en zich opnieuw manifesteert in een kersenboom die bloeit op de sterfdag van haar min die haar heeft gezorgd en grootgebracht. En dat meer dan tweehonderdvijftig jaar lang.
Dat lijkt het thema in de verschillende verhalen: de onderlinge verbondenheid ongeacht tijd en plaats en het vermogen om in totaal andere materie te kunnen terugkeren.
Dit thema is tevens het thema van het oude Japanse Shinto denken. Een zeer oude vorm van natuurgodsdienst. Alles is met elkaar verbonden. Niets gaat verloren. Een voortdurende transformatie van materie.
Het merendeel van de verhalen is erg boeiend om te lezen en kent verrassende wendingen. Je waant je weer even het kind met een eerste eigen sprookjesboek met die spannende oerverhalen, die keer op keer herlezen worden. Mythisch denken.
Dat geldt echter niet voor alle verhalen. Er zijn ook een paar uitermate saaie verhalen bij.
Zoals gezegd gaan de laatste 3 verhalen over vlinders, muggen en mieren. Die hebben een andere toon. Het zijn een soort studies. Ze lijken niet zomaar bij de andere Kwaidan verhalen te passen. Ze lezen niet gemakkelijk. Hebben een andere vorm (Hearn is hier zelf de verteller), en ook een ander gebruik van taal. Saaier, feitelijker, meer wetenschappelijk.
Deze laatste verhalen gaan eigenlijk allemaal over transformaties. Bijvoorbeeld van eitje naar rups naar pop naar vlinder. Misschien is de impliciete boodschap van Hearn dat die oude fantastische sprookjesachtige legendes en verhalen over transformatie in verschillende materies ook in het hier en nu (het hier en nu van Hearn dan in deze - eind 1800) ook gewoon nog bestaan. Hij lijkt het te presenteren als een soort bewijs. Zonder dat zo te benoemen. Een bevestiging van het gelijk van die oude verhalen. Hearn is dood, het voor- en nawoord geeft geen uitsluitsel. We zullen het dus nooit zeker weten.
Een leuk boekje over oude inzichten, maar ook actuele thema’s en onopgeloste raadsels.
Hearn is geboren op een Grieks eiland als zoon van een Ierse vader en Griekse moeder. Journalist geworden in Amerika en tenslotte in Japan terechtgekomen. Getrouwd en blijven wonen. Kortom: een interessante cocktail.
Het boek bevat 17 Kwaidan-verhalen en 3 insectenstudies over vlinders, muggen en mieren. En op het eerste gezicht vreemde combinatie.
De verhalen laten zich lezen als westerse sprookjes. Ze beginnen nog net niet met ‘er was eens…’, maar het scheelt niet veel. Waarom ze doen denken aan onze sprookjes is de sfeer die ze uitstralen. De plotselinge wendingen in de verhalen, en het feit dat hoofdpersonen plots van gedaante kunnen wisselen. Bijvoorbeeld het eerste verhaal waar de blinde hoofdpersoon Hõichi in aanraking komt met gevaarlijke geesten voor wie hij harp speelt en alleen aan deze geesten kan ontsnappen door onzichtbaar te worden. Door een fout in de vermomming blijven zijn oren echter zichtbaar die door de geesten vervolgens van zijn hoofd worden getrokken.
In veel verhalen is sprake van verbindingen tussen het menselijke leven en de geestenwereld. Ook kan menselijk materie overgaan in andere materie. Zoals in het verhaal Ubazakura waar het mooie meisje O-Tsuyu jong overlijdt en zich opnieuw manifesteert in een kersenboom die bloeit op de sterfdag van haar min die haar heeft gezorgd en grootgebracht. En dat meer dan tweehonderdvijftig jaar lang.
Dat lijkt het thema in de verschillende verhalen: de onderlinge verbondenheid ongeacht tijd en plaats en het vermogen om in totaal andere materie te kunnen terugkeren.
Dit thema is tevens het thema van het oude Japanse Shinto denken. Een zeer oude vorm van natuurgodsdienst. Alles is met elkaar verbonden. Niets gaat verloren. Een voortdurende transformatie van materie.
Het merendeel van de verhalen is erg boeiend om te lezen en kent verrassende wendingen. Je waant je weer even het kind met een eerste eigen sprookjesboek met die spannende oerverhalen, die keer op keer herlezen worden. Mythisch denken.
Dat geldt echter niet voor alle verhalen. Er zijn ook een paar uitermate saaie verhalen bij.
Zoals gezegd gaan de laatste 3 verhalen over vlinders, muggen en mieren. Die hebben een andere toon. Het zijn een soort studies. Ze lijken niet zomaar bij de andere Kwaidan verhalen te passen. Ze lezen niet gemakkelijk. Hebben een andere vorm (Hearn is hier zelf de verteller), en ook een ander gebruik van taal. Saaier, feitelijker, meer wetenschappelijk.
Deze laatste verhalen gaan eigenlijk allemaal over transformaties. Bijvoorbeeld van eitje naar rups naar pop naar vlinder. Misschien is de impliciete boodschap van Hearn dat die oude fantastische sprookjesachtige legendes en verhalen over transformatie in verschillende materies ook in het hier en nu (het hier en nu van Hearn dan in deze - eind 1800) ook gewoon nog bestaan. Hij lijkt het te presenteren als een soort bewijs. Zonder dat zo te benoemen. Een bevestiging van het gelijk van die oude verhalen. Hearn is dood, het voor- en nawoord geeft geen uitsluitsel. We zullen het dus nooit zeker weten.
Een leuk boekje over oude inzichten, maar ook actuele thema’s en onopgeloste raadsels.
1
Reageer op deze recensie