Overvloedig gebruik van technische autotermen
Auto’s zijn Eriks grote passie. Er is weinig wat hem meer boeit dan dat. In Paardenkracht lopen twee verhalen door elkaar heen. Het eerste verhaal speelt zich af in het heden, waarin Erik eigenaar is van een tankstation en een garage aan een relatief drukke provinciale weg in Noorwegen. Hij raakt gestresst wanneer hij verneemt dat de weg mogelijk verlegd gaat worden en hij daardoor een groot deel van zijn klantenkring dreigt kwijt te raken. Hier probeert hij wat aan te doen; via beïnvloeding en langs bureaucratische wegen. Maar is het vechten tegen de bierkaai?
De tweede verhaallijn bevat flashbacks over Eriks jeugd en zijn puberteit: hoe hij verliefd werd op Tora, dat zij hem meerdere keren afwees omdat ze voor een andere jongen koos. Ook in het heden is hij nog niet van deze 'concurrent' af, blijkt. Naast deze twee verhaallijnen, die elkaar voortdurend afwisselen, lezen we ook over zijn relatie met ex-geliefde Elise.
De stijl van het boek is in overeenstemming met het verhaal en het karakter van Erik: sober, stug, donker en kil als de Noorse bossen, staccato, recht voor z’n raap, zonder te veel poespas, tierelantijntjes en opsmuk. Precies zoals Erik zelf ook is. Erik heeft nogal droge humor en dat komt ook duidelijk terug in het boek. Heel af en toe zitten er grappige vergelijkingen in het boek verstopt, kleine grapjes waar je stiekem om moet gniffelen: "Haar gezicht deed hem denken aan de vrouw op de rozijnendoosjes van Sun-Maid."
Over de stijl en inhoud van het boek is dus redelijk veel positiefs te melden. Aan deze roman kleeft echter een groot manco: het overvloedige en daardoor irritante gebruik van technische termen (voor de kenners van oude auto’s en autotechniek wellicht interessant, maar te veel voor de leek). Dit vertraagt het lezen van het boek enorm, en leidt de aandacht af van het eigenlijk verhaal:
"Leek op de eerste Purolator-oliefilters. (…) Een Pontiac GTO uit 1967. En jawel. Zíjn GTO. Hij had CraGar s/s-velgen en de chroomrand van het zijraam ontbrak."
Een ander voorbeeld:
" 'Ik heb trouwens een polish nodig,' zei Snortlund. Erik dacht na over wat hij zou aanbevelen. De perfectionisten in het dorp kregen Autoglym, Amcar-jongens Meguiar’s, romantici Turtle. De rest schreef hij Soax voor. (…) ‘Gele Simoniz’, zei Erik, en hij haalde een blikje tevoorschijn."
Voorbeelden van dit soort ‘auto-details’ zijn bijna op elke bladzijde te vinden. Niet echt aantrekkelijk, en de functie hiervan is ook niet duidelijk. Wil Lars Mytting (1968) hiermee het karakter van Erik extra neerzetten, het bijna op een autistische manier gefocust zijn op dergelijke details? Het maakt het verhaal saai en niet om door te komen. Ruimte die besteed had kunnen worden aan de uitwerking van bijvoorbeeld de relaties die Erik met zijn jeugdliefde had. Of meer over zijn gevoelswereld. Gevoelens die hij toch zeker wel blijkt te hebben, al is hij niet de meest emotionele persoon te noemen.
Een gemiste kans dus; een in potentie mooie literaire roman wordt een saai verhaal met technische opsommingen. Door de vele donkere bomen (lees: technische auto-termen) zie je het bos (lees: verhaal) helaas niet meer, waardoor dit een teleurstellende roman is geworden.
Reageer op deze recensie