Woelig coming-of-age verhaal tijdens de Iraanse Revolutie
In Aria, de debuutroman van Nazanine Hozar, hoort soldaat Behrouz op een sneeuwachtige avond in 1953, tijdens zijn wandeling door het rijke noordelijke deel van de stad Teheran, een baby huilen. Het meisje ligt verstopt tussen het vuil onder een moerbeiboom. Behrouz besluit de baby mee naar huis te nemen. Terwijl hij zijn weg richting het arme zuiden van Teheran vervolgt, noemt hij het meisje Aria. Deze naam wordt gewoonlijk aan jongens gegeven, maar Behrouz concludeert dat de naam past bij haar babygehuil, dat dwars door het duister kliefde.
Aria groeit de eerste zeven jaar van haar leven op bij Zahra, de verbitterde vrouw van Behrouz. Zahra slaat en veracht het meisje. Zo geeft zij Aria dikwijls geen eten en moet zij voor straf nachtenlang op het balkon in de winterkou slapen. Ook de buren hebben niet veel met Aria op. Door haar blauwe ogen wordt ze gezien als kind met Joods bloed of – nog erger – de dochter van een mythische djinn. Alleen Kamran, de zoon van de buren met een hazenlip, is in Aria geïnteresseerd. De jongen maakt armbandjes voor haar en houdt Aria gezelschap tijdens haar lange nachten op het balkon.
Als Aria zeven jaar is, brengt Zahra haar naar de welgestelde, maar kinderloze, Fereshteh. Van Fereshteh mag Aria naar school, waar ze leert lezen en schrijven en vriendschap sluit met Hamlet en Mitra. Om dan nog onduidelijke redenen wordt Aria na school regelmatig naar de familie Shirazi gestuurd waar zij de dochters van het gezin, onder toezicht van moeder Mehri, leert lezen. Gaandeweg het boek wordt duidelijk waarom Fereshteh de Shirazi’s heeft uitgekozen.
Aria’s leven ziet er onder de vleugels van Fereshteh dan misschien heel anders uit, Hozar laat oude personages nog regelmatig de revue passeren. Zo keert ze terug naar de pijnlijke gebeurtenissen in Zahra’s verleden en volgt ze de bewogen levens van Kamran en Behrouz. Tegen de achtergrond van de ontluikende Iraanse Revolutie schetst Hozar een aangrijpend coming-of-age verhaal met krachtige personages.
De keerzijde hiervan is dat Hozar, die als kind zelf in de jaren 80 met haar familie van Iran naar Canada vluchtte, verwacht dat de lezer kennis heeft van de politieke geschiedenis van Iran. De roerige periode aan het eind van het boek kenmerkt zich door staatgrepen, aanslagen en de ayatollah die uiteindelijk de sjah verdrijft. Deze gebeurtenissen licht Hozar niet toe. Toch ondervindt de lezer dat ze verregaande gevolgen hebben voor een land waar voorheen mensen met verschillende religies – moslims, joden, christenen en zoroastriërs – in vrede met elkaar samenleefden.
Aria heeft soms de neiging verstrikt te raken in de hoeveelheid verhaallijnen die worden uitgerold. De plot zakt hier en daar zelfs wat in. Op andere momenten leest Hozars debuut juist weer verrassend vlot weg. Aria zit vol tegenstellingen en schiet net zo makkelijk heen en weer door de tijd als het hartverwarmende scènes afwisselt met ijskoude taferelen. Hozar weet keer op keer de lijntjes die zij in haar debuut uitzet terug te voeren naar Aria. Zo is Aria, door Caecile de Hoog en Noor Koch prachtig naar het Nederlands vertaald, een treffend debuut geworden. Een debuutroman die in de eerste plaats verhaalt over een verloren meisje dat, in het door mannen gedomineerde Iran, opgroeit tot een sterke volwassen vrouw.
Reageer op deze recensie