Een experimentele zeiltocht door de tijd
Mark Haddon (1962) vaart met De dolfijn een andere koers. De schrijver vergaarde internationale bekendheid met zijn psychologische bestsellerroman Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht (2003). Verhalenbundel De pier stort in uit 2016 bevatte al een duister sfeertje, in zijn vierde boek De dolfijn houdt Haddon dit vast.
Zakenman Phillipe is plotseling weduwnaar nadat zijn vrouw Maja omkomt bij een gruwelijk vliegtuigongeluk. Vader is hij ineens ook, want een dorpsarts heeft het voor elkaar gekregen om hun ongeboren dochter uit het stervende lichaam van Maja te halen. Phillipe trekt zich met zijn dochter, die hij Angelica noemt, terug op een groot Engels landhuis waar hij haar veilig wil laten opgroeien. Dit mislukt echter, want de steenrijke Phillipe kan al snel niet van zijn dochter afblijven. Het wisselende personeel rondom de multimiljonair vermoedt dat er sprake is van misbruik, maar durft niets te doen.
Dan arriveert Darius, zoon van een imposante kunsthandelaar in twintigste-eeuwse prenten. De jongen heeft niet veel tijd nodig om erachter te komen dat er iets aan de hand is tussen Phillipe en de inmiddels 16-jarige Angelica. In een poging het meisje te redden, wordt Darius verjaagd door haar vader. Hij vlucht via zeiljacht De Dolfijn om uit handen te blijven van de door Phillipe gestuurde huurmoordenaar.
Op deze boot wordt Darius vervolgens wakker als de Griekse Pericles, prins van Tyrus. Haddons roman is nu niet alleen een avonturenroman geworden, maar tevens een hervertelling van Pericles, een toneelstuk dat wordt toegedicht aan William Shakespeare en George Wilkins. Voor de lezer komt deze overgang van het heden naar de klassieke oudheid behoorlijk abrupt. Het is dankzij het verteltempo, dat er vanaf deze transformatie steeds beter in komt te liggen, dat je als lezer toch maar gewoon door blijft lezen.
Naast een vlotte schrijfstijl stopt Haddon in De dolfijn bijzonder beeldende vertellingen, die Harry Pallemans prachtig naar het Nederlands heeft vertaald. De beschrijvingen variëren van kleurrijk en diepgravend naar gruwelijk. Als Phillipe zijn vrouw in het verongelukte vliegtuig ontdekt lopen de rillingen over je rug:
‘Door het verbrijzelde glas ziet hij een kleine blonde vrouw met een beige coltrui aan. Verder is het onmogelijk om te bepalen hoe ze eruitziet, want haar gezicht is een craquelé van scheuren en sneeën.’
Naarmate de roman vordert, verdwijnt de verhaallijn van Angelica naar de achtergrond. Ze is in hongerstaking gegaan en het gaat steeds slechter met haar. Toch is het onvoorstelbaar dat ze Darius is vergeten. Haddon beschreef haar in het begin als een veellezer: ‘Dus leest ze. Voor het gezelschap, als troost, als ontsnapping.’ Angelica geniet in het bijzonder van sprookjes en mythen. Zou zij Darius in leven houden door over hem te fantaseren als Pericles? Het is fijn dat dit vermoeden zich aandient voordat De dolfijn te gewichtig wordt.
Haddon laat zien dat hij niet bang is om te experimenteren, al is het voor de lezer niet altijd even duidelijk wie er in de roman aan het woord is. Naast heden en verleden speelt de schrijver ook met de tegenstelling tussen droom en werkelijkheid, goed en kwaad en man en vrouw. Vooral met deze laatste maakt Haddon een prachtig statement. Eentje waarmee hij laat zien dat vrouwen in verhalen nog altijd een onherroepelijke (veer)kracht bezitten.
Reageer op deze recensie