Een ode aan de muziek
In De plectrumfabriek, de debuutroman van Vincent van Warmerdam (1956), verhuist de 10-jarige Wessel met zijn ouders, broers en zussen naar een stormachtig havenstadje. Het gezin komt te wonen boven de Rex, een theater en bioscoop in één, waar Wessels vader ambitieus aan de slag gaat als toneelmeester. Terwijl Wessel zijn vader regelmatig (tegen zijn zin in) assisteert bij zijn werkzaamheden, leert hij al snel de geheimen van het toneel kennen, maar veel doet het hem niet.
Wanneer de jongen op een dag met zijn vader in de auto meegaat om decorstukken op te halen, ziet hij de gebeurtenis als een slechte opvoering waarin zijn vader een gebrekkige hoofdrol speelt: “Op dit naargeestige plein moet zijn vader het zonder zijn tovermiddelen doen. Hier geen zachte tinten die oplichten in het donker, alleen onverbiddelijk licht dat het onvolkomene genadeloos blootlegt. De houtjes en de touwtjes, de kieren en de naden en de streken van de kwast.”
Het middagje met zijn vader staat in Wessels geheugen gegrift. Wanneer hij op school bevriend raakt met Stan, een onbereikbare maar tegelijkertijd intrigerende jongen die gitaar speelt, krijgt ook hij ‘gitaarhonger’ en ontdekt zo zijn passie voor muziek. Daar waar het toneel het publiek bedriegt, speelt muziek geen listig spel met de luisteraar. Dat muziek geen rol speelt, maar er door Wessel wel een krijgt toebedeeld, is niet zo gek. Zijn broers en zussen, zijn vader en moeder vallen voortdurend terug in hun beklemmende rollen binnen het gezin, dus de jongen weet niet beter. Vooral zijn moeder lijkt haar rol goed te kunnen spelen: “Eigenlijk is zij meer een artiest dan Wessels vader (…) Zij heeft eigenlijk alles van een artiest in zich. Het talent, het uiterlijk en het gedrag.” Wessel ontvlucht dan ook vaak het huis en spoelt het geruzie uit zijn oren met de muzikale klanken van zijn bandje.
Van Warmerdam is gitarist, componist en theatermaker. Hij ontving voor zijn werk verschillende prijzen waaronder de Prosceniumprijs, de European Film Award en het Gouden Kalf. In zijn debuutroman gidst hij de lezer door de jeugd van Wessel. De jongen groeit op, haalt streken uit en wordt verliefd – een onbekommerde jeugd waar velen zich in zullen herkennen. Zo nu en dan laat Van Warmerdam de nostalgische muziek, die op de achtergrond onophoudelijk blijft spelen, overstemmen door het geruzie thuis en de machteloosheid die daaruit voortvloeit. Dit zijn welkome onderbrekingen die het plot, tussen de rustig voortkabbelende scènes door, meer dynamiek geven.
De plectrumfabriek is een warme coming of age-roman waarin de sfeer van de jaren ’60 en ’70 duidelijk voelbaar is en waarin de gebeurtenissen zich onder een vintagefilter aan de lezer ontvouwen. Het boek is hier en daar net even wat donker en beladen en creëert op deze manier vermoedens bij de lezer over het verloop van het plot. Desondanks weet Van Warmerdam het verhaal toch merendeels subtiel en luchtig te houden door niet te lang bij de handelingen stil te blijven staan. Daarnaast licht hij niet alle ontwikkelingen toe. Dit zorgt enerzijds voor verwarring, maar laat tevens ruimte vrij voor de eigen interpretatie van de lezer. De plectrumfabriek is een ode aan de jeugd, vriendschap, liefde en muziek. Vooral muziek.
Reageer op deze recensie