Stúkdenken op een ideale wereld
Anna is zes jaar wanneer haar vader in De vrouw die niet bestond van Marc Reugebrink plotseling verdwijnt. Volgens haar moeder is dit te wijten aan 'een vrouw (…) hij heeft daarginds een vrouw.' Anna is op dat moment nog te jong om precies te snappen wat er tussen haar ouders speelt. Terwijl ze haar tijd bijna obsessief spelend spendeert aan een Barbie met groeiend haar, merkt ze wel op hoe de aandacht van haar getroebleerde moeder in beslag wordt genomen door de vele 'bewonderaars' die over de vloer komen. Een van hen is Wybren, een lange man met kortgeknipt haar van wie Anna’s moeder eist dat hij het lang laat groeien. Na vijf maanden, net wanneer zijn haar wat langer wordt, ziet Anna hem niet meer. De stroom mannen én vrouwen in hun huis blijft daarentegen rustig voortkabbelen. 'Mijn moeder was een mooie vrouw,' herinnert Anna zich als jongvolwassene. Maar ook: 'ons huis was een duiventil.'
Anna worstelt met zichzelf, maar ontvlucht de chaos van haar moeder zodra ze gaat studeren. Gedurende haar studententijd ontmoet ze haar toekomstige vriendin Julia. Om werk en ontspanning te combineren, boeken de twee een vakantie naar Parijs – een bestemming waar Anna denkt nog nooit te zijn geweest. Tijdens een bezoek aan het Louvre komt ze oog in oog te staan met de vrijgevochten Marianne in La Liberté guidant le peuple. De vrouw op het negentiende-eeuwse schilderij van Eugène Delacroix geldt als het nationale symbool van het vrije Frankrijk. Het doek doet Anna denken aan haar vader. De herinnering die vervolgens bij haar bovendrijft, vertelt haar dat ze als klein meisje met haar vader in Parijs is geweest en het schilderij heeft bewonderd. Julia pusht haar vriendin om naar hem op zoek te gaan, maar Anna staat niet te springen: 'Ik kan me niet herinneren hem ooit gezocht te hebben.' De vrouw die niet bestond koerst desondanks af op een zoektocht, dwars door tijdlijnen, politieke crises en landsgrenzen.
Reugebrink is dichter en schrijver. Hij zat in de redactie van diverse literaire tijdschriften, en debuteerde in 1988 met dichtbundel Komgrond dat de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs won. Zijn derde roman Het grote uitstel sleepte in 2008 de Belgische literatuurprijs De Gouden Uil in de wacht. Reugebrink wisselt in De vrouw die niet bestond de verhaallijn van Anna af met die van haar vader: universiteitsprofessor Elias Kroon. Op de faculteit Letteren en Wijsbegeerte gold Kroon als een begrip. Hij was er beroemd om zijn colleges en mysterieuze syllabi, maar berucht om zijn discutabele omgang met studentes. In de nacht van 9 op 10 november 1989 verdween Kroon zonder een spoor achter te laten. Met de trein van de Deutsche Bahn naar Berlijn, zo wordt later duidelijk. Hier sluit hij zich, tijdens de nacht van de val van de Muur, aan bij een linkse groepering die wel heil ziet in het behoud van de antikapitalistische DDR. Kroon, die 'een hinderlijke neiging [had] tot dóórdenken – "stúkdenken"', hoopt in de langzaam afbrokkelende communistische republiek zijn hang naar vrijheid te stillen.
Wil iemand die zo aan vrijheid verknocht is dan wel geconfronteerd worden met het verleden? In prachtig proza – hoewel het hier en daar te beschrijvend wordt – weet Reugebrink de lezer mee te voeren langs knusse Parijse steegjes en grauwe kraakpanden in een rebellerend Berlijn. De roman start geheimzinnig doordat Reugebrink gedoseerde tipjes van de sluier oplicht, maar de plot verliest algauw aan spanning wanneer de lezer halverwege genoeg informatie heeft verzameld. De auteur heeft zich in de personages, met name de vrouwelijke, goed ingeleefd en zij worden dan ook zeer treffend neergezet. Sentimenteel wordt de zoektocht van dochter naar vader niet. Rebels wordt Kroons verblijf in Oost-Berlijn evenmin. Reugebrink speelt in zijn roman met idealen, vrijheid en engagement, en hoe gemakkelijk de personages bij privézaken actief de grenzen hiervan opzoeken, terwijl de passiviteit het van hen wint op maatschappelijk vlak.
Reageer op deze recensie