Lezersrecensie
Documentaire roman maakt pad naar gruwelijk oorlogsverleden sneeuwvrij
Na haar recentste boek over de gruwelen tijdens de Koreaanse dictatuur heeft auteur Gyeong-ha terugkerende nachtmerries over een rij zwarte boomstammen en een dreigende, oprukkende zee. De nasleep van haar boek valt haar mentaal zo zwaar dat ze het leven vaarwel wil zeggen. Haar zoektocht naar de juiste laatste woorden is de reden dat ze de daad nog niet bij het woord heeft gevoegd. Ondertussen vervalt ze in een kluizenaarsbestaan, doorstaat ze hevige migraineaanvallen en peinst ze over het bestaan: ‘Zo ging de dood aan me voorbij als een meteoriet die op de aarde dreigt in te slaan, maar er uiteindelijk rakelings langs scheert.’ In Ik zeg geen vaarwel van Nobelprijswinnaar Han Kang wordt de destructieve baan van Gyeong-ha’s depressie omgebogen door een urgent oproepje van vriendin en documentairemaakster Inseon. Zij ligt in het ziekenhuis waar ze herstellende is van een bloederig ongeluk met een zaag. Inseon doet Gyeong-ha het opmerkelijke verzoek of ze naar haar ouderlijk huis op het verlaten eiland Jeju wil afreizen om haar vogels te verzorgen.
Kang schrijft proza en poëzie en debuteerde in 1993 met een gedichtenbundel. Ze won verschillende prijzen met haar werk, waaronder in de International Man Booker Prize voor De vegetariër in 2016. Op het dunbevolkte Jeju-eiland wacht Gyeong-ha een barre tocht naar het huis van haar vriendin. Er woedt een kille sneeuwstorm die het toch al onherbergzame eiland Jeju nog meer geïsoleerd laat voelen. Openbaar vervoer dat niet rijdt, inwoners die door hun dialect niet goed te zijn verstaan en een desoriënterende val in het desolate sneeuwlandschap maken de scheiding tussen Gyeong-ha en de rest van de wereld nog groter. Eenmaal aangekomen op haar bestemming ontstaat er in het verlengde hiervan een dunne lijn tussen realiteit en droom waarin leven en dood, licht en donker en heden en verleden gestaag over elkaar heen schuiven. Ik zeg geen vaarwel wisselt op fragmentarische wijze de door trauma’s gekleurde vriendschap tussen Gyeong-ha en Inseon af met herinneringen en verslagen van ooggetuigen en nabestaanden die afkomstig zijn uit Inseons oorlogsdocumentaires. Aan de lezer ontvouwt zich een gewelddadig oorlogsverleden dat zich onder het ogenschijnlijk smetteloos sneeuwdek van het eiland schuilhoudt en waarbij de auteur gaandeweg het verhaal steeds meer beroep doet op bestaande bronnen.
Het verzwegen oorlogsverleden rolt als een steeds groter wordende sneeuwbal door de roman. Zeker voor de westerse lezer wordt pas gaandeweg het boek duidelijk waar het bloedbad op Jeju-eiland precies om draaide. In de kern bevindt zich de zoektocht van Inseons moeder Jeong-sim naar haar broer die tijdens de bloederige Jeju-opstand spoorloos is verdwenen. Inseons vader overleefde de opstand, maar gaat zijn verdere leven gebukt onder oorlogstrauma’s. Het huis waar Gyeong-ha in terechtkomt en waar ze opnieuw in een door migraine veroorzaakte koortsdroom belandt, bevat een archief vol krantenknipsels, boeken, brieven en foto’s die Jeong-sim tijdens haar leven heeft verzameld. Gyeong-ha stuit op gruwelijke verhalen over de tienduizenden vermoorde mannen, vrouwen en kinderen die vanwege gesuggereerde communistische sympathieën door Koreaanse soldaten werden gedood. Veel nabestaanden rouwen nog altijd om vermiste familieleden van wie ze het lot niet kennen en die ze ook niet meer hebben teruggezien.
Ik zeg geen vaarwel geeft een stem aan wat werd verzwegen
Kang laat in het nawoord weten te hopen dat dit ‘een roman over uiterste liefde is’. Het afpellen van de jarenlange neergedwarrelde lagen oorlogstrauma’s maken het tot een weliswaar indringende, maar toch ook zware leeservaring. De tweeledigheid die door het boek heen te bespeuren is, benadert Kang door in te zoomen op overlappende en soms tegengestelde details. De bomen die net soldaten lijken, de schaduwen die een eigen leven leiden en de kille omgeving die contrasteert met de koortsige hitte. De twee aparte blikvelden van de vogels fascineren Gyeong-ha mateloos: ‘Had het iets weg van een canon zingen, van tegelijkertijd in droom en werkelijkheid leven?’ Veel aandacht gaat uit naar metaforische beschrijvingen van sneeuw die in staat is alles toe (tijdelijk) te dekken, maar waarvan ‘de prachtige zeshoeken (…) in de kern van die sneeuwvlokken eindeloos veel verbindingen vormden’. Vanuit deze tweezijdigheid is Ik zeg geen vaarwel een documentaire én een roman ineen. Kang geeft een stem aan wat lang werd verzwegen en toegedekt, poëtisch vertaald (rechtstreeks) uit het Koreaans door Mattho Mandersloot.
Kang schrijft proza en poëzie en debuteerde in 1993 met een gedichtenbundel. Ze won verschillende prijzen met haar werk, waaronder in de International Man Booker Prize voor De vegetariër in 2016. Op het dunbevolkte Jeju-eiland wacht Gyeong-ha een barre tocht naar het huis van haar vriendin. Er woedt een kille sneeuwstorm die het toch al onherbergzame eiland Jeju nog meer geïsoleerd laat voelen. Openbaar vervoer dat niet rijdt, inwoners die door hun dialect niet goed te zijn verstaan en een desoriënterende val in het desolate sneeuwlandschap maken de scheiding tussen Gyeong-ha en de rest van de wereld nog groter. Eenmaal aangekomen op haar bestemming ontstaat er in het verlengde hiervan een dunne lijn tussen realiteit en droom waarin leven en dood, licht en donker en heden en verleden gestaag over elkaar heen schuiven. Ik zeg geen vaarwel wisselt op fragmentarische wijze de door trauma’s gekleurde vriendschap tussen Gyeong-ha en Inseon af met herinneringen en verslagen van ooggetuigen en nabestaanden die afkomstig zijn uit Inseons oorlogsdocumentaires. Aan de lezer ontvouwt zich een gewelddadig oorlogsverleden dat zich onder het ogenschijnlijk smetteloos sneeuwdek van het eiland schuilhoudt en waarbij de auteur gaandeweg het verhaal steeds meer beroep doet op bestaande bronnen.
Het verzwegen oorlogsverleden rolt als een steeds groter wordende sneeuwbal door de roman. Zeker voor de westerse lezer wordt pas gaandeweg het boek duidelijk waar het bloedbad op Jeju-eiland precies om draaide. In de kern bevindt zich de zoektocht van Inseons moeder Jeong-sim naar haar broer die tijdens de bloederige Jeju-opstand spoorloos is verdwenen. Inseons vader overleefde de opstand, maar gaat zijn verdere leven gebukt onder oorlogstrauma’s. Het huis waar Gyeong-ha in terechtkomt en waar ze opnieuw in een door migraine veroorzaakte koortsdroom belandt, bevat een archief vol krantenknipsels, boeken, brieven en foto’s die Jeong-sim tijdens haar leven heeft verzameld. Gyeong-ha stuit op gruwelijke verhalen over de tienduizenden vermoorde mannen, vrouwen en kinderen die vanwege gesuggereerde communistische sympathieën door Koreaanse soldaten werden gedood. Veel nabestaanden rouwen nog altijd om vermiste familieleden van wie ze het lot niet kennen en die ze ook niet meer hebben teruggezien.
Ik zeg geen vaarwel geeft een stem aan wat werd verzwegen
Kang laat in het nawoord weten te hopen dat dit ‘een roman over uiterste liefde is’. Het afpellen van de jarenlange neergedwarrelde lagen oorlogstrauma’s maken het tot een weliswaar indringende, maar toch ook zware leeservaring. De tweeledigheid die door het boek heen te bespeuren is, benadert Kang door in te zoomen op overlappende en soms tegengestelde details. De bomen die net soldaten lijken, de schaduwen die een eigen leven leiden en de kille omgeving die contrasteert met de koortsige hitte. De twee aparte blikvelden van de vogels fascineren Gyeong-ha mateloos: ‘Had het iets weg van een canon zingen, van tegelijkertijd in droom en werkelijkheid leven?’ Veel aandacht gaat uit naar metaforische beschrijvingen van sneeuw die in staat is alles toe (tijdelijk) te dekken, maar waarvan ‘de prachtige zeshoeken (…) in de kern van die sneeuwvlokken eindeloos veel verbindingen vormden’. Vanuit deze tweezijdigheid is Ik zeg geen vaarwel een documentaire én een roman ineen. Kang geeft een stem aan wat lang werd verzwegen en toegedekt, poëtisch vertaald (rechtstreeks) uit het Koreaans door Mattho Mandersloot.
1
Reageer op deze recensie