Het is gelukkig uit
Het omslagbeeld van Brullen, gemaakt door Willem van Genk, brult je tegemoet: een lawaaiige caleidoscoop van stationsbeelden en spoorwegen. Schitterend. Maar het zet de lezer ook een tikkeltje op het verkeerde been, omdat Marie Kessels' hoofdpersoon Dana last heeft van bovengemiddeld rumoerige buren in haar flat en niet van treinen. Het is ook niet het treinstation dat Dana opzoekt als ultieme lawaaiplek, maar het vliegveld. En toch is het fijn en op de een of andere manier juist dat dit beeld van deze kunstenaar gebruikt is, omdat het beeld net zo aanvoelt als het verhaal.
Alsof het een oude stoomlocomotief is die direct omhoog de bergen in moet, zo moeizaam komt Brullen op gang. Als het eerste deel, ‘Schrikaanjagend lawaai’ geheten, echter eenmaal is doorgeploegd en de overstap is gemaakt naar ‘Lawaai is energie’, krijgt het verhaal van Dana daadwerkelijk energie en een lekker tempo. Het is allemaal niet meer zo onbegrijpelijk zwaarmoedig en traag, maar vlot, licht, ritmisch en regelmatig voorzien van een onverwachte kwinkslag:
"De brand had ook mijn huis kunnen verwoesten, als op die dag niet een man om kwart over zes 's ochtends door onze straat was gefietst en er rook onder een balkondeur uit had zien opwolken. Iedere zomer stonken de kleden, dekens en kussens in mijn huis voortaan naar smeulend vuur en roet, en dan zag ik ons, gealarmeerde bewoners, op die ochtend van de brand weer aan de overkant van de straat naar de flat staren met de sereniteit of de onverschilligheid van mensen die zo geschrokken zijn dat ze alleen nog maar zin hebben om hun gezicht met dagcrème in te smeren of een vers eitje te eten."
Het is de voorspelbaarheid van het burengerucht, het weten wanneer er wat gebeurt en te horen is, dat Dana helpt met de herrie in haar omgeving te leven. Pas als deze buren vertrokken zijn en de nieuwe onderbuur onvoorspelbaar blijkt in het produceren van bovengemiddeld harde geluiden, trekt Dana het niet meer. Ze verhuist, tijdelijk, naar het leegstaande huis van een vriend dat in een rustige omgeving staat. Eenmaal daar aangekomen zoekt ze de herrie zelf op. Eerst analyseert ze het letterlijke gebrul van de voetbalsupporters en later dat van de vertrekkende en arriverende vliegtuigen op het vliegveld. Of ze analyseert zandmonsters:
"Een deel van ieder zandmonster hield ik achter om het in doorzichtige glazen flesjes te mengen met een paar druppels van mijn urine en te kijken hoe de kleur en de structuur van het zand van dag tot dag veranderde.
Ik hurk zo dikwijls in het struikgewas neer vanwege mijn blaas dat ik zo'n onderzoekje voor de grap wel eens wilde uitvoeren. Prachtig vind ik die rij naar een stal ruikende of nauwelijks geurende flesjes: specimen van diezelfde pijnlijk voelbare gewetensvolheid, van de verscheurende urgentie om 'in de waarheid te staan'."
De delen waarin Dana druk bezig is om te onderzoeken wat het effect van het voetbal- en vliegtuiglawaai (en de urine op het zand) is, zijn stroperig door de trage, vaak lange, weinig tot niets zeggende volzinnen. Helaas betreft dat het begin én het einde van Brullen, zodat degene die de eerste 60 pagina's puffend is doorgeploegd, en genoten heeft van wat er volgde, uiteindelijk toch teleurgesteld en om de verkeerde redenen opgelucht, 'het is gelukkig uit' verzuchtend het boek dichtslaat.
Reageer op deze recensie