Bijna 1000 pagina's fascinerende kronkeligheid
Soms is het onmogelijk om in een recensie recht te doen aan een boek, zoals in het geval van De Jacobsboeken van Olga Tokarczuk (1962), omdat het niet alleen onmogelijk is om het van de bladzijden af kronkelende levensverhaal van Jacob Lejbowicz, later Jacob Frank geheten, op wat voor manier dan ook samen te vatten, maar vooral omdat de wijze waarop Tokarczuk dat verhaal vertelt letterlijk onbeschrijflijk fraai is:
"En aangezien de woestijn de enige plek ter wereld is waarin de tijd omdraait, een lus maakt en in grote sprongen vooruitschiet als een vette treksprinkhaan, kunnen sommige ogen daar inzicht krijgen in de toekomst. En precies zo ziet Jenta’s blik Nachman: Nachman is al oud, kurkdroog en gebocheld.Hij zit bij een klein raam waar niet veel licht door naar binnen valt, uit de dikke muren stroomt kou. Zijn hand die de pen vasthoudt trilt merkbaar. In een kleine zandloper die naast de inktpot staat sijpelen de laatste zandkorrels: het einde ervan is al dichtbij, maar Nachman schrijft nog steeds."
Aan het woord is Nachman Samuel ben Lewi van Busk, schrijver en volgeling van Jacob Frank, een 18de-eeuwse Litouws-Joodse koopman en later religieus leider, die ervan overtuigd is een reïncarnatie te zijn van de zeventiende-eeuwse messias Sabbatai Zevi én aartsvader Jacob. Overal sjouwt Nachman zijn schrijfgerei met zich mee in een plat houten kistje dat ook als schrijftafel kan dienen. Nachman schrijft alles op tot groot ongenoegen van Frank, die niets opheeft met woorden: “Je kunt beter met je ogen zien dan met woorden spreken. Wij hebben geen behoefte aan slimmeriken. Als ik zie dat je schrijft, sla ik je op je gezicht om je weer nuchter te krijgen.” Nachman trekt zich daar niets van aan en schrijft afwisselend aan zijn hoofdwerk Het leven van de Allerheiligste SJabtai Tsvi en nog stiekemer, op restjes papier aan zijn Restjes, ofwel over hoe uit de vermoeidheid na een reis een verhaal ontstaat.
Nachman is lang niet de enige stem in dit boek, want onder andere rabbijn Rappaport, diverse bisschoppen - waaronder de gokverslaafde Soltyk, de van hoge geboorte zijnde, uiterst geestige mevrouw Kossakowski en haar mannelijke evenknie de edelman Moliwda zijn regelmatig aan het woord. En dan is daar nog Jenta. De oude Jenta, die gezond en wel samen met haar kleinzoon Izrael en zijn vrouw Sobla, uit Korolówna vertrok naar Rohatyn om een bruiloft bij te wonen, maar onderweg steeds zieker werd en bij aankomst in Rohatyn nog nauwelijks in leven blijkt. Zwevend tussen leven en dood is zij overal, ziet ze alles, hoort ze alles en vertelt ze alles: over armoede, magie, hebzucht, groteske grandioosheid, religie, modder en smerigheid, geweld, mist, groteske (schijnheilig)heid, oplichters, en armoede, armoede, armoede, onafzienbare, onontkoombare armoede.
"Daarnaast slijpt een oude man messen alsook allerlei sikkels en zeisen. Zijn werkplaats bestaat uit een stenen wiel dat aan zijn hals is bevestigd. Als hij iets te slijpen krijgt zet hij een primitieve houten stellage op de grond: enkele leren riemen maken hiervan een simpele machine waarvan het met de hand in beweging gezette wiel de metalen lemmets likt. [...] Met zijn beroep verdient hij nauwelijks een grijpstuiver. Misschien dat hij zich met behulp van dat wiel ooit nog eens in de rivier kan verdrinken, dit is nog een voordeel van dit beroep."
De Jacobsboeken, zich afspelend op de grens tussen het hedendaagse Oekraïne en Polen, is een levendig, kronkelig, gedetailleerd, tragisch-grappig ooggetuigenverslag van het leven van joden en katholieken, in een onzekere tijd vol pogroms en oorlogen, waar Jacob Frank misbruik maakte van het meer dan heftige verlangen naar bevrijding van die aardse diepzwarte, onontkoombaar lijkende ellende. Het is eigenlijk een gruwelijk boek, maar zo rijk aan verhalen, zo fascinerend en vooral levendig verteld, en niet te vergeten minstens zo prachtig vertaald door Karol Lesman, dat je blijft lezen, uur na uur, dag na dag totdat de pagina’s, helaas en onherroepelijk, op zijn.
Reageer op deze recensie