Beestachtig
Jean de La Fontaine, geboren in 1621, staat bekend als verzamelaar en naverteller van fabels, maar was daarnaast ook dichter, verteller, brievenschrijver, essayist, vertaler uit het latijn en opera- en komedieschrijver, zo valt in het nawoord van Fabels te lezen. Waarschijnlijk het meest bekend zijn de fabels van Aesopus, de Griekse slaaf van 600 v Chr. en in mindere mate die van Phaedrus, Romeins dichter en slaaf uit de eerste eeuw na Chr.. Minder bekend is dat La Fontaine ook gebruikmaakte van dierenverhalen uit onder andere het Midden-Oosten en India.
Marietje d'Hane-Scheltema heeft ongeveer een kwart van de door La Fontaine verzamelde fabels opnieuw vertaald, die Floris Tilanus met zijn kenmerkende pentekeningen voorzien heeft van schitterende initialen, zoals de D van de eerste zin van De zon en de kikkers.
De koning trouwt en het volk viert feest met uitzondering van Aesopus, die de feestvierders waarschuwt door ze het verhaal van de kikkers en de zon te vertellen:
De zon was eens van plan om te gaan trouwen,
maar ogenblikkelijk klonk er een groot,
heel groot protest uit elke kikkersloot,
een luid gekwaak: “Wat moet er van ons worden
als hij een groot gezin met zonnen maakt?
Eén zon is vaak al niet om uit te houden,
straks staat daar hemelhoog een half dozijn
te schijnen! Dan valt elke waterplas
volkomen droog, iedere zee of sloot,
ieder moeras! Dan zal ons kikkervolk
voor eens en al verdwijnen in de Styx,
de doodsrivier...”
Om te eindigen met toe te geven dat een kikker natuurlijk een simpel dier is, maar dat dit niet zo'n dwaze gedachte is. Marietje d'Hane-Scheltema heeft, zoals aan bovenstaande tekst te zien is, de fabels in vlot, eigentijds Nederlands vertaald waarbij opvalt dat ze niet alleen fijn lezen, maar vooral ook 'lekker' klinken als ze hardop worden naverteld of voorgelezen. Bij sommige fabels zijn achterin aantekeningen te lezen die wat meer over de achtergrond vertellen, het commentaar van La Fontaine op de fabel weergeven of de gebruikte symboliek uitleggen. De aantekening bij de tiende fabel, Het kalf, de Geit, het Schaap en de Leeuw, legt bijvoorbeeld uit waarom Aesopus en Phaedrus van dieren gebruikmaakten om de mens met al zijn fouten en onhebbelijkheden weer te geven. Soms, zoals in het geval van de Twee geiten, wordt de vertaling toegelicht en uitgelegd waarom een bepaald woord gekozen is.
Om dit bijzondere fabelboek, dat er toch al, van binnen én van buiten, buitengewoon fraai uitziet nog begeerlijker te maken, heeft Floris Tilanus zich een vijftal keren uitgeleefd in tekeningen. Elk van die pentekeningen neemt twee tegenover elkaar liggende pagina's in beslag, en horen bij de fabel die op de pagina ervoor is opgenomen.
Deze Fabels van La Fontaine heeft één 'minpunt': niet al het werk van La Fontaine is erin opgenomen! Slechts 104 van de 240 zijn opgenomen, waaronder het overbekende verhaal van De Krekel en de Mier. Zij nemen samen de opening voor hun rekening, terwijl De Gek en de Filosoof het op een geweldige en passende manier afsluiten.
en gek zag ooit op straat een filosoof
en gooide steentjes naar zijn hoofd.
De ander, niet gekwetst, draaide zich om
en zei: 'Mijn vriend, je doet je best
en gooit heel goed, je hebt een fooi verdiend'
en schoof een geldstuk in zijn hand.
De gek, heel blij, zag aan de overkant
nog iemand, nu geen filosoof,
en gooide weer met steentjes naar zijn hoofd.
Straks word ik rijk... Maar die persoon
betaalde met een ander loon.
Reageer op deze recensie