Tiktak tiktak
De biografie op de eigen website van Jan Vanriet begint met de volgende regel: "Schilder Jan Vanriet is geboren in Antwerpen op 21 februari 1948". Pas in de derde alinea staat "Vanriet schrijft ook", alsof dat er eigenlijk niet toe doet, maar Moederland betreft wel Vanriets zevende dichtbundel.
Benno Barnard, met wie Vanriet in de jaren negentig 'Volgens Johannes' (schilderijen bij het Evangelie volgens Johannes en een gedicht-in-gedichten) heeft gemaakt, zegt op de achterflap: "Jan Vanriet, kind van het oude Europa, is in de toekomst beland, waar hij uit zoete weemoed en bitter onbehagen zijn ongewone poëzie maakt'. Nu zijn de uitspraken van anderen op de achterflap lang niet altijd zinnig en betrouwbaar, maar in dit geval kloppen ze perfect:
Herinnering
Hoe het volk dweepte met onaantastbaar geluk
wanneer de bloesems sneeuwden
en er werd gefeest
omdat er werk was
Misschien klonk het naïef
Maar o, er was het vaste geloof
in die roze schijn
zonder verdwijnpunt
'Burger', dat een paar bladzijden later staat, slaat een heel andere toon aan:
Om de hoek
snurken twaalf Mongolen
Hun bustje heeft de gele nummerplaat
van het buurland
Ze maken kabaal na middernacht
We horen hun diepe gorgel
Ze zuipen
en gooien met messen
en smijten ramen en deuren dicht
Dat zijn we niet gewend
in onze buurt
We mailen de dienst
sluikstort@stad.be
Er valt inderdaad enige bitterheid bij deze burger te constateren, maar wat in de quote van Barnard ontbreekt, is dat die bittere uithalen vaak voorzien zijn van een randje glimlach of een delicaat streepje ironie. Dat kom bij de melancholiek getinte gedichten minder vaak voor, maar het is er wel:
Het jaar van de wereldtentoonstelling 1958
Haile Selassie rijdt
door de straat
ik sta op de stoep
wuif naar de schriele man
de Koning der Koningen
de Leeuw van Judea
en zie zijn glimlach
en zoals hij ben ik
de uitverkorene
Het gedicht wordt op de rechterpagina vervolgd met het toejuichen van Vorosjilov, die vergezeld door de oude koningin Elisabeth (van België) langskomt. Zij is gekleed in een bontjas en voor haar gezicht
waaiert een netje
als het web
van een wrede spin
Niet alles was voorheen zo fantastisch en overgoten met roze schijn, daarom is enige ironie wel geboden bij het ophalen van dit soort herinneringen. Diep in zijn hart weet Vanriet wel dat de huidige toekomst niet anders is, hoezeer hij ook zijn best doet dat te verdoezelen. Niet voor niets komt hij samen met Cassandra tot de conclusie dat
Alweer haar verhaal gehoord
we zwijgen het voort
Ja, we kennen het deuntje
Vermoeiend hoe we het kennen
Ach nee
dat het zo zal eindigen?
In Moederland worden de gedichten afgewisseld met afbeeldingen van aquarellen die Vanriet in de periode 2010 tot en met 2015 heeft gemaakt. Elke afbeelding beslaat 1 en soms 2 complete pagina's, maar nergens is er een pagina met een geschilderd gedicht, tegenover een pagina met een geschreven gedicht opgenomen. Soms praten ze na elkaar over elkaar, maar nooit rechtstreeks of door elkaar.
De verbeeldingen zijn klein, zowel de geschreven als de geschilderde, en wars van grootsheid, grote gebaren of ideeën. Die oude, grote idealen leveren hier en daar dan wel weemoedige herinneringen op, maar zijn levensgevaarlijk gebleken en moeten uitgebannen blijven, zo lijkt Vanriet meer dan eens te zeggen. Maar mocht je daar aan het eind van Moederland nog over twijfelen, dan maakt 'Iconoclasme', het allerlaatste geschreven gedicht, daar wel een eind aan. En niet alleen door de titel. Nee, zo zegt Vanriet, we moeten het niet hebben van dat groots vertoon, van die hoge idealen, we moeten niet op die man daar in die wolken wachten, die zit daar daar maar, en drinkt en zingt en knipt zijn teennagels:
Kalksneeuw dwarrelt aanvallig neer
op de duizenden die volgen
de kelk van hun zachte handen
als heilig vaatwerk geheven
Dankbaar zijn ze
en ze nemen hun mutsen af
en ze luisteren
ze luisteren naar het tiktak tiktak
van de naderende krokodil
Reageer op deze recensie