Het laatste voetbalfeest
'[...] want voetbal is toch niet anders dan opium voor het volk? Het is de verdoving, de vlucht, de fictie. Maar is ook het tegenovergestelde. Voetbal maakt contact mogelijk, je kunt er met jan en alleman over praten. Ook met buren en medepassagiers. het is dat wat ons bindt, het is een referentiekader.'
Aan het woord is Karl Ove Knausgard, Noor, wereldbekend als schrijver van de Mijn strijd-boeken, woonachtig in Zweden. Hij schrijft bovenstaande in 2014 in zijn derde brief aan Fredrik Ekelund, Zweed, schrijver, vertaler en tolk en een stuk minder wereldberoemd - in ieder geval in Nederland - dan Knausgard. Het is Ekelund die in zijn eerste brief direct de toon zet als hij begint met een herinnering uit 1983 toen hij in Parijs aan zijn afstudeerscriptie over Georges Navel werkte: 'Overdag bezocht ik het Collège de France, waar ik naar Michel Foucault en Emmanuel Le Roy Ladurie luisterede, of ik sloop de École Normal binnen om naar Jacques Derrida te luisteren.' Op 19 november ontmoet hij Juan, een Mexicaan, die hem via de gedichten van Octavia Paz Spaans leert en waarmee de Latijns-Amerikaanse deur voor Ekelund op een kier gezet wordt. Op het moment dat Ekelund de brief schrijft is hij er zo'n twintig keer geweest, en staat hij op het punt om naar Rio de Janeiro af te reizen om daar verslag te doen van, onder andere, het WK voetbal.
Tijdens het WK schrijven Knausgard en Ekelund elkaar dagelijks een brief over de wedstrijden die ze zien, over wat zij er van vinden en over wat hen verder nog bezighoudt. Knausgard heeft een sterke voorkeur voor Italië en Argentinië, Ekelund houdt van het sambavoetbal van Brazilië. Knausgard houdt van Italië omdat het alles representeert wat hij niet is: cynisch, calculerend, sluw, waarmee elke vorm van eerlijkheid, bloed, zweet en tranen onschadelijk wordt gemaakt. Beiden houden niet van het Duitse voetbal, maar bewonderen het wel. Ekelund legt het waarom als volgt uit:
'Ik juich nooit als ze winnen of scoren, maar ik heb een enorme bewondering voor de ploeg, een rationele en ietwat berustende bewondering/ Ze zullen nooit tot in het diepst van mijn hart doordringen. Het is een beetje zoals mijn bewondering voor schrijvers als Italo Calvino, Borges, Flaubert of Cortázar. Fantastische 'constructeurs', maar ze raken me nooit diep. Niet zoals Proust, Thomas Mann, Balzac, Bolaño, Simenon of Ivar Lo. Die betovering voel ik niet bij de Duitsers.'
Knausgard mist aan het begin van het WK delen van wedstrijden omdat hij van vermoeidheid tijdens wedstrijden in slaap valt, en kan er daarom niet goed over van gedachten wisselen met Ekelund die wel alles ziet. Dat wordt later volop goedgemaakt omdat er steeds minder wedstrijden worden gespeeld en er dus meer tijd over is om met elkaar te praten over de universaliteit van de middenklasse, over muziek, over apen, en literatuur natuurlijk, zoals het opgroeien met de gedichten van Tranströmer, maar ook over wat talent is, hoe dodelijk gerationaliseerde emoties zijn (en niet de emoties zelf), hoe Google ervoor zorgde dat de Braziliaanse onderklasse letterlijk op de kaart werd gezet, over religie en waarom een voetbal-op-tv-kijkende paus, geen paus meer is en over het leven. Het leven van de huisman Knausgard en de feestende, voetballende, volop genietende Ekelund in Brazilië.
Het is meer dan een genot om de briefwisseling tussen deze twee uitstekende schrijvers te lezen, omdat het stilisten zijn, omdat ze interessante ideeën hebben en ongebreideld van voetbal houden. Enigszins triest concluderen ze daarom halverwege dat dit - in ieder geval voorlopig - wel eens het laatste voetbalfeest in een fatsoenlijk voetballand zal zijn, want het volgende WK zal plaatsvinden in Rusland 'onder de stalen blik van die gangster in het Kremlin' en daarna volgt Qatar... Waarschijnlijk hebben ze gelijk, maar als ze beloven om dan, net als nu, elkaar dagelijks te schrijven dan hebben we in ieder geval dát om naar uit te kijken in 2018 en 2022.
Reageer op deze recensie