Je hebt het
In een interview met De Utrechtse Internet Courant legt Esther Jansma - dichteres én bijzonder hoogleraar dendrochronologie en paleoecologie van het Kwartair aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht - uit wat dendrochronologie en dichten met elkaar gemeen hebben: bij elkaar passende patronen. Of dat nu voor de groeiringen in een stuk hout geldt of voor een goed in elkaar zittende dichtregel, in beide gevallen voelt ze dezelfde sensatie en weet "Yés, die zit".
Jansma heeft de bloemlezing Voor altijd ergens zelf samengesteld, en de gedichten die in eerdere bundels verschenen chronologisch opgenomen. Daarbij is het opvallend dat bijna de helft van de gedichten afkomstig is uit Alles is nieuw (2005) en Eerst (2010), haar twee laatste dichtbundels.
Het eerste gedicht is het titelgedicht uit Stem onder mijn bed dat in 1988 verscheen:
Als het stof onder je bed
worden ze, zei hij. Maar ze weten niet
dat ze dood zijn, zei hij, ze weten
van niets.
Hun val uit de tijd schiet
de grenzen voorbij waarbinnen wij
's morgens ontwaken, zei hij. Daarachter
ligt niets, dacht hij.
Jullie geven je onmacht
een stem onder het bed en de namen
van goden, zei hij. Want hij wist nog niet
dat hij dood was.
De dood is een onderwerp waar Jansma in elke bundel uitgebreid aandacht aan schenkt. Dat doet ze vrijwel altijd op een speelse, grappige en vooral talige manier, maar het kan ook een uitermate schrijnend, want persoonlijk gedicht opleveren, zoals Het lijkt of de steen stil ligt:
Het lijkt of de steen stil ligt
maar hij valt tegen de grond
waarin zij ligt en verder valt,
steeds dunner uitgespreid. Dood
is de aarde tot de kern omhelzen.
En wij die hier nu staan
zijn langer dan ooit - hoe we ook
naar beneden kijken, zinken in ons hoofd:
doorleven is omhoog geslingerd worden,
omgekeerd vallen, gewichtloos.
Een ander thema in haar gedichten, dat vanaf het begin af aan terug te vinden is, is tijd. Vaak, maar niet uitsluitend in combinatie met de dood zoals in de twee gedichten hierboven. Archeologie eindigt bijvoorbeeld met:
[...] Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving
of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
'Waar is de tijd? Hier is de tijd.'
In dit gedicht is duidelijk de archeologe aan het woord die de mens over het ijs ziet lopen aan de hand van zijn teruggevonden kledingstukken. Elk gedicht in Voor altijd ergens - wat een prachtig passende titel is voor deze verzameling gedichten! - is een ode aan het zien, kijken, voelen, beleven en inleven van Jansma. Niets lijkt haar te ontgaan en niets lijkt onbeschrijfelijk. In het al eerder genoemde interview beschrijft ze het zelf in zo'n Yés-die-zit-zin: "Je schrijft iets op en dan heb je het." Beter kunnen de gedichten in deze bloemlezing niet beschreven worden, omdat de gedichten datzelfde gevoel bij de (voor)lezer oproepen. Je leest ze, het liefst hardop, en dan heb je het. Voor altijd ergens, het titelgedicht, illustreert dat perfect:
Het is niet zo dat alles verdwijnt, de laatste
plek waar jij bent de gekende handkleine
bloedwarme helling in het holst van de tijd
is mijn hand en mijn hand heft zich op,
maar in de schil van de wereld die stil is
in de huid van het huis in het hart van de lakens
haal jij adem en slaapt, verwijnt niets.
Alles is voor altijd gebeurd en blijft bewaard.
Neem een willekeurige ochtend, wij ontwaakten,
er was voedsel en straks, het licht van zomaar
de zoveelste zomer verwarmde ons en vertrok
het heelal in en ging verder - wij beiden
schijnen voor altijd met brood in de handen
ergens uit het blauwe gezicht van de aarde.
"Alles is voor altijd gebeurd en blijft bewaard." Proef die zin, draai om en om, onderzoek aan alle kanten, lees, nee, zeg die zin hardop en besef: je hebt het. Dat kan niet anders.
Reageer op deze recensie