Lezersrecensie
Dat kan niet met alle boeken...
18 juli 2020
Wat kan niet met alle boeken?
Lezen in delen, verzuchtte ik. Want ik was vrijwel direct na ontvangst in Waar ik liever niet aan denk van Jente Posthuma begonnen te lezen. Al snel was ik vijftig bladzijden verder. Dat ging snel! Ik besloot om het boek nog even weg te leggen en een week voor start van de leesclubdiscussie weer op te pakken. Dan zou ik het verhaal nog vers in mijn geheugen hebben tijdens de discussie.
Dat was niet handig. Achteraf.
De donkere sfeer van het begin verdween in het gat van twee weken pauze. Dat verhaal over het waterboarden geeft een indruk van de relatie tussen broer en zus, dat vers in je herinnering de rest van het verhaal van een diepere, donkere kleur voorziet. Denk ik.
Want ik heb het weggelegd en pas twee weken later weer opgepakt.
Vanmorgen zag ik Jampiejoris weer voorin staan. Baarden!! En dikke truien, natuurlijk.
En ik zag wederom deze quote staan:
en hij wist dat Roy van hem gehouden had en dat dat genoeg had moeten zijn. Hij had alleen niets op tijd begrepen.
Uit Legende van een zelfmoord van David Vann.
Och ja, David Vann! Dat was het. Die quote zorgde voor torenhoge verwachtingen. Verwachtingen die door het sterke begin werden ingelost. Leken te worden ingelost, moet ik zeggen. Want na het sterke begin, verloor het verhaal aan kracht, donkerte, aan sfeer.
Kabbelen?
Ja, precies, het verhaal kabbelde voort. Slingerde en zweefde van hot naar her, bleef best aardig om te volgen, maar de weerhaakjes ontbraken.
Weerhaakjes?
Ja. Het tegenovergestelde van de zachtheid en de beschutting van truien. Een gevoel van onbehagen, ongemak oproepend, zoals die aflevering met Coetzee in Van de schoonheid en de troost. Mijn tenen doen nog pijn van het kromtrekken dat zich onwillekeurig voltrok toen ik (in 2012) naar die aflevering keek.
Mijn tenen trokken niet krom tijdens het lezen van Waar ik liever niet aan denk.
Het duister verdween in het vele wit.
Een onvolwassen, babbelende hoofdpersoon met slechts zicht op zichzelf bleef over.
En een poedel met de naam Ponzi.
Van een tante in New York.
En korte daadkrachtige zinnen, hier en daar een kwinkslag en aardige metaforen.
Of Leo uiteindelijk overblijft?
Geen idee.
Lezen in delen, verzuchtte ik. Want ik was vrijwel direct na ontvangst in Waar ik liever niet aan denk van Jente Posthuma begonnen te lezen. Al snel was ik vijftig bladzijden verder. Dat ging snel! Ik besloot om het boek nog even weg te leggen en een week voor start van de leesclubdiscussie weer op te pakken. Dan zou ik het verhaal nog vers in mijn geheugen hebben tijdens de discussie.
Dat was niet handig. Achteraf.
De donkere sfeer van het begin verdween in het gat van twee weken pauze. Dat verhaal over het waterboarden geeft een indruk van de relatie tussen broer en zus, dat vers in je herinnering de rest van het verhaal van een diepere, donkere kleur voorziet. Denk ik.
Want ik heb het weggelegd en pas twee weken later weer opgepakt.
Vanmorgen zag ik Jampiejoris weer voorin staan. Baarden!! En dikke truien, natuurlijk.
En ik zag wederom deze quote staan:
en hij wist dat Roy van hem gehouden had en dat dat genoeg had moeten zijn. Hij had alleen niets op tijd begrepen.
Uit Legende van een zelfmoord van David Vann.
Och ja, David Vann! Dat was het. Die quote zorgde voor torenhoge verwachtingen. Verwachtingen die door het sterke begin werden ingelost. Leken te worden ingelost, moet ik zeggen. Want na het sterke begin, verloor het verhaal aan kracht, donkerte, aan sfeer.
Kabbelen?
Ja, precies, het verhaal kabbelde voort. Slingerde en zweefde van hot naar her, bleef best aardig om te volgen, maar de weerhaakjes ontbraken.
Weerhaakjes?
Ja. Het tegenovergestelde van de zachtheid en de beschutting van truien. Een gevoel van onbehagen, ongemak oproepend, zoals die aflevering met Coetzee in Van de schoonheid en de troost. Mijn tenen doen nog pijn van het kromtrekken dat zich onwillekeurig voltrok toen ik (in 2012) naar die aflevering keek.
Mijn tenen trokken niet krom tijdens het lezen van Waar ik liever niet aan denk.
Het duister verdween in het vele wit.
Een onvolwassen, babbelende hoofdpersoon met slechts zicht op zichzelf bleef over.
En een poedel met de naam Ponzi.
Van een tante in New York.
En korte daadkrachtige zinnen, hier en daar een kwinkslag en aardige metaforen.
Of Leo uiteindelijk overblijft?
Geen idee.
2
2
Reageer op deze recensie