Lezersrecensie
Een verhaal of de waarheid?
Yann Mantel (1963) schreef met ‘Het leven van Pi’ (2001) zijn doorbraakroman. Hij won met dit boek in 2002 de Booker Prize. Voor het schrijven van deze roman deed hij veel onderzoek, o.a. In India. Yann studeerde filosofie in Canada.
In het eerste deel van het boek maken we kennis met de 16-jarige Piscine Molitor Patel (zelfgekozen bijnaam Pi, omdat hij ‘pies’ ‘pissing’ of ‘zwembad’ zat was). Hij woont met zijn ouders en broer in Pondicherry in India. Hij woont op een heel bijzondere plek, namelijk in de dierentuin waarvan zijn vader directeur is.
De ouders van Pi zijn niet praktiserend Hindoe. Pi interesseert zich voor godsdienst en ziet in het christendom, de islam en het hindoeïsme aspecten die hem aanspreken. Het liefst sluit hij zich aan bij alledrie de stromingen. In zijn jeugd leert Pi veel over planten en dieren.
Op een gegeven moment besluiten de ouders van Pi te gaan verhuizen: de jaren 70 van de vorige eeuw waren geen goede tijd in India. Ze besluiten te emigreren naar Canada en de dieren te verkopen. Zo komt het gezin op 21 juni 1977 op het Japanse vrachtschip Tsimtsum terecht, samen met heel veel verkochte dieren. Het noodlot slaat echter toe: het schip vergaat samen met de passagiers, de bemanning en de dieren. Pi overleeft de ramp en komt terecht in een reddingssloep. Hij blijkt niet alleen te zijn in de sloep: een hyena, een zebra en de Bengaalse tijger Richard Parker houden hem gezelschap.
Het tweede, verreweg langste deel van het boek doet verslag van de wonderbaarlijke en angstaanjagende periode van 227 dagen in een sloep op de Grote Oceaan. De verhoudingen tussen de vier bewoners moeten allereerst duidelijk gemaakt worden. Dat eindigt erin dat er nog twee bewoners overblijven: Pi en Richard Parker. Het lukt Pi de tijger aan zich te onderwerpen in een wankel evenwicht. Doodsangst, overleven, honger en dorst, eenzaamheid, verveling, omgaan met de elementen, filosofische overpeinzingen, levensvragen, bizarre avonturen, hallucinaties: dit alles passeert de revue in dit aangrijpende deel. Uiteindelijk spoelen Pi en Richard Parker aan op de kust van Mexico. De tijger maakt zich zonder afscheid te nemen uit de voeten, Pi komt op krachten in een plaatselijk ziekenhuis.
In het derde, kortste deel probeert het Japanse ministerie van Verkeer bij Pi te achterhalen wat de oorzaak was van de scheepsramp. Pi vertelt zijn verhaal, maar “Meneer Patel, dat verhaal geloven we niet”. De onderzoekers willen geen verhaal horen, maar de waarheid. Pi vertelt een andere versie van zijn verhaal. De onderzoekers besluiten dat de oorzaak van de ramp nooit boven water zal komen.
Het verhaal wordt achteraf verteld, door Pi, als hij volwassen is en in Canada woont. Hij vertelt zijn verhaal aan een schrijver, wiens zijn tweede boek slecht ontvangen is. De schrijver reist naar India, komt in Pondicherry terecht en hoort daar het verhaal van Pi. Hij besluit Pi op te zoeken.
De roman is vlot geschreven in een sprankelende, lichte taal die veel humor en relativering bevat. Er is veel aandacht voor spiritualiteit en religie. De angsten van Pi zijn heel invoelbaar neergezet. Heel geleidelijk, bijna terloops, worden de avonturen angstaanjagender en gruwelijker. Als lezer groei je hierin mee. Een aangrijpend, fantasievol en bijzonder verhaal.
In het eerste deel van het boek maken we kennis met de 16-jarige Piscine Molitor Patel (zelfgekozen bijnaam Pi, omdat hij ‘pies’ ‘pissing’ of ‘zwembad’ zat was). Hij woont met zijn ouders en broer in Pondicherry in India. Hij woont op een heel bijzondere plek, namelijk in de dierentuin waarvan zijn vader directeur is.
De ouders van Pi zijn niet praktiserend Hindoe. Pi interesseert zich voor godsdienst en ziet in het christendom, de islam en het hindoeïsme aspecten die hem aanspreken. Het liefst sluit hij zich aan bij alledrie de stromingen. In zijn jeugd leert Pi veel over planten en dieren.
Op een gegeven moment besluiten de ouders van Pi te gaan verhuizen: de jaren 70 van de vorige eeuw waren geen goede tijd in India. Ze besluiten te emigreren naar Canada en de dieren te verkopen. Zo komt het gezin op 21 juni 1977 op het Japanse vrachtschip Tsimtsum terecht, samen met heel veel verkochte dieren. Het noodlot slaat echter toe: het schip vergaat samen met de passagiers, de bemanning en de dieren. Pi overleeft de ramp en komt terecht in een reddingssloep. Hij blijkt niet alleen te zijn in de sloep: een hyena, een zebra en de Bengaalse tijger Richard Parker houden hem gezelschap.
Het tweede, verreweg langste deel van het boek doet verslag van de wonderbaarlijke en angstaanjagende periode van 227 dagen in een sloep op de Grote Oceaan. De verhoudingen tussen de vier bewoners moeten allereerst duidelijk gemaakt worden. Dat eindigt erin dat er nog twee bewoners overblijven: Pi en Richard Parker. Het lukt Pi de tijger aan zich te onderwerpen in een wankel evenwicht. Doodsangst, overleven, honger en dorst, eenzaamheid, verveling, omgaan met de elementen, filosofische overpeinzingen, levensvragen, bizarre avonturen, hallucinaties: dit alles passeert de revue in dit aangrijpende deel. Uiteindelijk spoelen Pi en Richard Parker aan op de kust van Mexico. De tijger maakt zich zonder afscheid te nemen uit de voeten, Pi komt op krachten in een plaatselijk ziekenhuis.
In het derde, kortste deel probeert het Japanse ministerie van Verkeer bij Pi te achterhalen wat de oorzaak was van de scheepsramp. Pi vertelt zijn verhaal, maar “Meneer Patel, dat verhaal geloven we niet”. De onderzoekers willen geen verhaal horen, maar de waarheid. Pi vertelt een andere versie van zijn verhaal. De onderzoekers besluiten dat de oorzaak van de ramp nooit boven water zal komen.
Het verhaal wordt achteraf verteld, door Pi, als hij volwassen is en in Canada woont. Hij vertelt zijn verhaal aan een schrijver, wiens zijn tweede boek slecht ontvangen is. De schrijver reist naar India, komt in Pondicherry terecht en hoort daar het verhaal van Pi. Hij besluit Pi op te zoeken.
De roman is vlot geschreven in een sprankelende, lichte taal die veel humor en relativering bevat. Er is veel aandacht voor spiritualiteit en religie. De angsten van Pi zijn heel invoelbaar neergezet. Heel geleidelijk, bijna terloops, worden de avonturen angstaanjagender en gruwelijker. Als lezer groei je hierin mee. Een aangrijpend, fantasievol en bijzonder verhaal.
1
Reageer op deze recensie