Lezersrecensie
Jean Pierre Rawie: dichter met een feilloos taalgevoel
Je weet wel wat je wilt, maar niet of het bestaat.
Een fraaie uitgave, dit verzameld werk van een van mijn favoriete dichters. Ach, heerlijk is de verzuchting, gericht aan de Heer, of het af en toe wat minder zou mogen. En er komen veel vrouwen voorbij in het oeuvre van Jean Pierre Rawie, hij liet zich niet onbetuigd op het amoureuze vlak. Maar bestendigheid was hem niet gegund. De dichter echter kent zichzelf als hij schrijft:
Beschouw je woede en je leed
maar als een teken aan de wand:
hoe vaak je ook je vingers brandt,
je hebt zelf het ijzer gesmeed.
En ik geef toe, een vrouw die altoos een paarse tuinbroek draagt is niet te verstouwen. De dichter:
Want waar de liefde aan kapot ging,
maanden na die eerste zoen,
was dat jij dat paarse rotding
nooit eens van je kont wou doen.
En al die belevenissen en ervaringen brengen de dichter uiteindelijk tot een somber inzicht:
Vertrouwd geraakt met laagheid en bedrog
vind ik wat onaanvaardbaar leek gewoon;
ik weet dat stof tot stof keert, as tot as.
Wat grijpt het mij nog aan, terwijl ik toch
allang doorgrondde dat het leven zo’n
intens lamlendige vertoning was.
En ja hoor, l’histoire se répète:
Ook deze liefde deed ik uitgeleide,
en weer was het: adieu, mijn hart; aanstonds
is het gedaan met jou, met mij, met ons,
en schuiven tijd en ruimte tussenbeide.
Daarin bewonder ik deze dichter zo: hij beschrijft iets dat ons allen vaker overkomt maar hij weet als geen ander dat met zulke mooie taal te zeggen. De dichter hoopt ooit eens het ideale vers te dichten:
Ieder gedicht komt uit het duister voort
en wordt uit twijfel en gemis geboren.
Maar ook al zie je door een spiegel: ooit
komt een aeonenlang verborgen woord
volmaakt en stralend uit de nacht naar voren,
en wordt het vers dat alles zegt voltooid.
Het oeuvre van de dichter Rawie is een groot vanitasschilderij:
Maar straks, als wij al weg
zijn en geen weet meer van ons tweeën hebben
straks rukt wellicht in deze zelfde heg
de wind nog aan dezelfde spinnenwebben.
Het ideale of perfecte gedicht, dat staat in het tweede deel van de bundel Woelig stof. Het is Ooit getiteld. Een prachtig metrum en heerlijke taalvirtuositeit rond die ene vraag: Wie meet de leegte aan de tijd. Zoek het maar op, het is werkelijk schitterend!
Ook de vertaalde gedichten zijn een genot om te lezen, zeker de Spaanse gedichten uit de zestiende eeuw. Hoe uit die ongetwijfeld overstelpende hoeveelheid juist die gedichten te selecteren die zo wonderlijk goed passen tussen het eigen werk van de dichter? En of het nu Russisch, Spaans, Portugees of Italiaans is, Rawie vertaalt als was het zijn moedertaal. De oorspronkelijke gedichten zijn ongetwijfeld prachtig maar Rawie’s vertalingen zijn dat ook, dat zijn dan toch zeker voor de helft ook zijn gedichten. Zoals bijvoorbeeld deze laatste strofen van een gedicht van Bernardo Morando uit de eerste helft van de zeventiende eeuw:
Zo volgen de seizoenen en de jaren
elkander één na één en om en om,
en geen weet ‘‘s zomers hoe de winters waren.
Maar komt de winter van de ouderdom
voor ons, met trage tred, besneeuwde haren,
dan keert de mei van vroeger nooit weerom.
In Een luchtbel in een vluchtige rivier legt de dichter uit dat de door hem vertaalde gedichten niet klakkeloos gekozen zijn maar juist weergeven in welke traditie hij zelf dicht. Helaas wordt dit niet altijd onderkend.
Prachtig vind ik het gedicht Sindsdien over de overleden vader van de dichter:
en voelde reeds dat hij was overleden,
nog voor ik hoorde hoe mijn moeder riep.
Of hij tot slot aanschouwde wie hem schiep
nam hij als laatste raadsel met zich mede.
En hij eindigt dan met wat ikzelf soms zo nadrukkelijk ervaar:
Maar sinds hij mij ontviel, ervaar ik hem
steeds vaker in gebaren van mijn handen,
en hoor hem spreken door mijn eigen stem.
Eén van de mooiste gedichten wellicht is Queeste. De zinnen bestaan uit hooguit drie woorden, een enkele heeft er vier. Razend knap hoe je met zo weinig woorden een taalvirtuoos kunt zijn. Hoe het gedicht gaat? Dat zult u zelf op moeten zoeken.
En wat te denken van deze laatste strofe uit het gedicht Kerkhof:
Er is geen eind en geen begin,
Wat is geweest ligt op ons voor,
wat komt loopt langzaam op ons in.
Vindt u dit niet ook prachtige taal, een filosofisch aforisme?
Ook buitengewoon fraai is het eerste gedicht uit de bundel met de schitterende titel De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag, waarvan de laatste strofe luidt:
Je raakt de mensen en de dingen kwijt,
tot je het leven langzaam voelt verglijden
en deel wordt van het raadsel van de tijd.
En natuurlijk is ook het gedicht Naam hier opgenomen.
Er zijn maar weinig dingen
waarin me niet voor schaam
in mijn herinneringen.
Ik wilde dat mijn naam
alleen maar voort zou leven—
-a’ls iemand hem nog weet -
door wat ik heb geschreven
en niet door wat ik deed.
Lope de Vega (1562-1635) was wellicht de grootste veelschrijver aller tijden. Hij schreef achttienhonderd avondvullende toneelstukken, drie romans, vier novellen, negen lange epen en meer dan drieduizend sonnetten. Dat lijkt mij een prestatie van formaat. En je krijgt onweerstaanbare en mateloze bewondering voor de man als je leest wat hij daarnaast nog allemaal deed!
Heerlijk ook is de bundel Luchtbel in een rivier waarin Rawie een groot aantal gedichten vertaalt en elk gedicht voorziet van een korte onmisbare toelichting. In een terzijde merkt hij geestig op: “Ik heb me tussen haakjes altijd een beetje verbaasd over die Odysseus, die tien jaar nodig had om dat schijtstukje van Troje naar Ithaka af te leggen; dat moet toch wel de beroerdste zeevaarder aller tijden geweest zijn”.
Jean Pierre Rawie is wat mij betreft de beste levende dichter van het Nederlands taalgebied. Een taalvirtuoos die je niet een taallabyrint instuurt maar die de standaardtaal inzet om zijn verhaal te vertellen. Rawie is een dichter met milde, soms stekende humor, een man die in de spiegel durft te kijken en zichzelf, desnoods genadeloos bekritiseert.
Het einde stond al vast in den beginne;
dat het zo is, maakt het niet minder triest:
je kwam, je zag, en er was niets te winnen.
Enno Nuy
Februari 2025
Een fraaie uitgave, dit verzameld werk van een van mijn favoriete dichters. Ach, heerlijk is de verzuchting, gericht aan de Heer, of het af en toe wat minder zou mogen. En er komen veel vrouwen voorbij in het oeuvre van Jean Pierre Rawie, hij liet zich niet onbetuigd op het amoureuze vlak. Maar bestendigheid was hem niet gegund. De dichter echter kent zichzelf als hij schrijft:
Beschouw je woede en je leed
maar als een teken aan de wand:
hoe vaak je ook je vingers brandt,
je hebt zelf het ijzer gesmeed.
En ik geef toe, een vrouw die altoos een paarse tuinbroek draagt is niet te verstouwen. De dichter:
Want waar de liefde aan kapot ging,
maanden na die eerste zoen,
was dat jij dat paarse rotding
nooit eens van je kont wou doen.
En al die belevenissen en ervaringen brengen de dichter uiteindelijk tot een somber inzicht:
Vertrouwd geraakt met laagheid en bedrog
vind ik wat onaanvaardbaar leek gewoon;
ik weet dat stof tot stof keert, as tot as.
Wat grijpt het mij nog aan, terwijl ik toch
allang doorgrondde dat het leven zo’n
intens lamlendige vertoning was.
En ja hoor, l’histoire se répète:
Ook deze liefde deed ik uitgeleide,
en weer was het: adieu, mijn hart; aanstonds
is het gedaan met jou, met mij, met ons,
en schuiven tijd en ruimte tussenbeide.
Daarin bewonder ik deze dichter zo: hij beschrijft iets dat ons allen vaker overkomt maar hij weet als geen ander dat met zulke mooie taal te zeggen. De dichter hoopt ooit eens het ideale vers te dichten:
Ieder gedicht komt uit het duister voort
en wordt uit twijfel en gemis geboren.
Maar ook al zie je door een spiegel: ooit
komt een aeonenlang verborgen woord
volmaakt en stralend uit de nacht naar voren,
en wordt het vers dat alles zegt voltooid.
Het oeuvre van de dichter Rawie is een groot vanitasschilderij:
Maar straks, als wij al weg
zijn en geen weet meer van ons tweeën hebben
straks rukt wellicht in deze zelfde heg
de wind nog aan dezelfde spinnenwebben.
Het ideale of perfecte gedicht, dat staat in het tweede deel van de bundel Woelig stof. Het is Ooit getiteld. Een prachtig metrum en heerlijke taalvirtuositeit rond die ene vraag: Wie meet de leegte aan de tijd. Zoek het maar op, het is werkelijk schitterend!
Ook de vertaalde gedichten zijn een genot om te lezen, zeker de Spaanse gedichten uit de zestiende eeuw. Hoe uit die ongetwijfeld overstelpende hoeveelheid juist die gedichten te selecteren die zo wonderlijk goed passen tussen het eigen werk van de dichter? En of het nu Russisch, Spaans, Portugees of Italiaans is, Rawie vertaalt als was het zijn moedertaal. De oorspronkelijke gedichten zijn ongetwijfeld prachtig maar Rawie’s vertalingen zijn dat ook, dat zijn dan toch zeker voor de helft ook zijn gedichten. Zoals bijvoorbeeld deze laatste strofen van een gedicht van Bernardo Morando uit de eerste helft van de zeventiende eeuw:
Zo volgen de seizoenen en de jaren
elkander één na één en om en om,
en geen weet ‘‘s zomers hoe de winters waren.
Maar komt de winter van de ouderdom
voor ons, met trage tred, besneeuwde haren,
dan keert de mei van vroeger nooit weerom.
In Een luchtbel in een vluchtige rivier legt de dichter uit dat de door hem vertaalde gedichten niet klakkeloos gekozen zijn maar juist weergeven in welke traditie hij zelf dicht. Helaas wordt dit niet altijd onderkend.
Prachtig vind ik het gedicht Sindsdien over de overleden vader van de dichter:
en voelde reeds dat hij was overleden,
nog voor ik hoorde hoe mijn moeder riep.
Of hij tot slot aanschouwde wie hem schiep
nam hij als laatste raadsel met zich mede.
En hij eindigt dan met wat ikzelf soms zo nadrukkelijk ervaar:
Maar sinds hij mij ontviel, ervaar ik hem
steeds vaker in gebaren van mijn handen,
en hoor hem spreken door mijn eigen stem.
Eén van de mooiste gedichten wellicht is Queeste. De zinnen bestaan uit hooguit drie woorden, een enkele heeft er vier. Razend knap hoe je met zo weinig woorden een taalvirtuoos kunt zijn. Hoe het gedicht gaat? Dat zult u zelf op moeten zoeken.
En wat te denken van deze laatste strofe uit het gedicht Kerkhof:
Er is geen eind en geen begin,
Wat is geweest ligt op ons voor,
wat komt loopt langzaam op ons in.
Vindt u dit niet ook prachtige taal, een filosofisch aforisme?
Ook buitengewoon fraai is het eerste gedicht uit de bundel met de schitterende titel De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag, waarvan de laatste strofe luidt:
Je raakt de mensen en de dingen kwijt,
tot je het leven langzaam voelt verglijden
en deel wordt van het raadsel van de tijd.
En natuurlijk is ook het gedicht Naam hier opgenomen.
Er zijn maar weinig dingen
waarin me niet voor schaam
in mijn herinneringen.
Ik wilde dat mijn naam
alleen maar voort zou leven—
-a’ls iemand hem nog weet -
door wat ik heb geschreven
en niet door wat ik deed.
Lope de Vega (1562-1635) was wellicht de grootste veelschrijver aller tijden. Hij schreef achttienhonderd avondvullende toneelstukken, drie romans, vier novellen, negen lange epen en meer dan drieduizend sonnetten. Dat lijkt mij een prestatie van formaat. En je krijgt onweerstaanbare en mateloze bewondering voor de man als je leest wat hij daarnaast nog allemaal deed!
Heerlijk ook is de bundel Luchtbel in een rivier waarin Rawie een groot aantal gedichten vertaalt en elk gedicht voorziet van een korte onmisbare toelichting. In een terzijde merkt hij geestig op: “Ik heb me tussen haakjes altijd een beetje verbaasd over die Odysseus, die tien jaar nodig had om dat schijtstukje van Troje naar Ithaka af te leggen; dat moet toch wel de beroerdste zeevaarder aller tijden geweest zijn”.
Jean Pierre Rawie is wat mij betreft de beste levende dichter van het Nederlands taalgebied. Een taalvirtuoos die je niet een taallabyrint instuurt maar die de standaardtaal inzet om zijn verhaal te vertellen. Rawie is een dichter met milde, soms stekende humor, een man die in de spiegel durft te kijken en zichzelf, desnoods genadeloos bekritiseert.
Het einde stond al vast in den beginne;
dat het zo is, maakt het niet minder triest:
je kwam, je zag, en er was niets te winnen.
Enno Nuy
Februari 2025
1
Reageer op deze recensie