Lezersrecensie
Het platteland in de zeventiende eeuw
Enny de Bruijn is historisch onderzoeker, journalist en schrijver. Ze studeerde Nederlands en promoveerde op een biografie van Jacob Revius. Daarnaast publiceert ze over zeventiende-eeuwse literatuur, over de biografie en over de lokale impact van de zestiende-eeuwse Reformatie in Nederland. Ze werkt parttime als redacteur bij het Reformatorisch Dagblad.
Over de tijd van de Gouden Eeuw in Nederland zijn veel boeken en artikelen geschreven. Meestal spelen die zich dit af in de steden en vaak in het westen van het land. Ook doordat de stedelingen vaker dagboeken bijhielden, beter geschoold waren en vaker een briefwisseling in stand hielden dan de plattelanders. In De hoeve en het hart krijgen we een inkijkje in het leven van een boerenfamilie uit Herwijnen, Gelderland. Dit dankzij de briefwisseling die bewaard is gebleven tussen Arien van Rijckhuijsen (1671-1750) en zijn zoon Gijsbert, die in Leiden ging wonen.
“(…) een glimp van de binnenwereld van het boerenbestaan, waarbij zichtbaar wordt welke opvattingen hij koestert, wat hij belangrijk, goed of mooi vindt, welke verhalen over zijn familie hij aan volgende generaties wil doorvertellen.”
De gebeurtenissen spelen zich af na de Reformatie, wat een belangrijk omslagpunt was in de Nederlandse geschiedenis; men ging nadenken over het religieuze gedachtegoed. Ze wilden iemand die ze zou vertellen hoe ze moesten leven, en of dit nou een katholieke pastoor of een protestantse predikant was, was ze om het even.
Voorin het boek staat een summiere stamboom. Maar verderop in het verhaal worden diverse takken van de families verder uitgelicht met een eigen stamboom. In die tijd had bijna iedereen dezelfde naam, vernoemd naar vader, opa of andere familieleden en een achternaam werd gemaakt door de voornaam van de vader te nemen. (De zoon van Gijsbert Goertsen werd Alart Gijsberts bijvoorbeeld). In het verhaal zelf raak je de draad af en toe nog wel eens kwijt met al deze namen, dus deze extra geslachtslijsten zijn echt wel nodig.
De quotes die worden aangehaald zijn in de originele oudhollandse tekst overgenomen, maar wel leesbaar gemaakt door middel van interpunctie en met af en toe een vertaling ernaast. “‘t Was een lust om aen te zien, hoe aengenaem ‘t gewas van soomer-koorn, ende de weijlanden wit van klaver zijnde; dat nooijt oogen (bij een doorbraeck van dijcken) het velt, so beset en wit van klaver hebben gezien, altoos hier niet bekent. Waerdig om ter gedagtenis voor de nakomelingen op te schrijven.”
In het begin is het even wennen, maar je wordt al snel handig in het ontcijferen van deze teksten. Ook zorgt dit ervoor dat alles heel authentiek overkomt.
Wat mij opviel, is dat in het oudhollands woorden werden gebruikt die uit het Spaans voortkomen. Zoals divertatie, scribenten en pronosticatie. Het is duidelijk dat de Tachtigjarige Oorlog zijn invloed in de Nederlandse taal had achtergelaten.
Ook nu, in de eenentwintigste eeuw, zijn er dingen onveranderd gebleven. Vroeger bracht de man het geld binnen, dus als vrouw was het belangrijk om “goed” te trouwen. Zelfs mijn vader heeft ooit aan een vriendje van mij gevraagd hoeveel koeien hij had, anders mocht hij niet met mij uit. (Uiteraard was dit een grapje, maar in de generatie van voor mijn vader was dit vaak nog aan de orde van de dag). Ook zijn in de Gelderse en Overijsselse dorpen nog steeds de kerk en de kermis de belangrijkste sociale ontmoetingsplekken, heeft men in het dorp nog steeds een hekel aan die “stadsen” en staat het noaberschap hoog in het vaandel. Sommige dingen zullen nooit veranderen.
Het boek is in zes delen en een epiloog verdeeld: Eer, Liefde, Bezit, Werk, Cultuur, Geloof en De dood van Arien van Rijckhuisen. Het geheel is dan ook niet helemaal chronologisch, maar meer onderwerp gebonden. Per deel worden brieven van Arien en Gijsbert aangehaald die over dit thema gaan. Aan de hand van een anekdote van Arien legt de auteur het geschiedkundige daaromheen uit. De Bruijn weet alles heel erg goed te reconstrueren.
In die tijd waren er ontelbaar veel rechtszaken. Hiervan zijn veel documenten bewaard gebleven, zodat veel namen en gebeurtenissen te achterhalen zijn. Veel details zijn naar boven gekomen, zoals hoeveel morgen (een oude oppervlaktemaat, één morgen is iets minder dan een hectare) een boer bezat. Sommigen hielden een accuraat rekenboek bij, waar elke cent die gevorderd of betaald moest worden werd bijgehouden. Ook dit geeft veel informatie. En dan zijn er nog de diverse testamenten, huwelijkse voorwaarden en inboedellijsten die werden opgesteld. Ook dit geeft veel inzicht in hoe alles reilde en zeilde in die tijd. De verhalen van Arien zijn dan ook bijna allemaal op waarheid te checken.
Ondanks dat De hoeve en het hart geen roman is, maar een geschiedenisboek met veel feiten en historische anekdotes, wordt alles wel heel duidelijk en beeldend beschreven. Het geheel wordt omlijst met foto’s van onder andere authentieke rekenboeken, enkele originele brieven, inventarisaties van landbezit en landgebruik en afbeeldingen van Middeleeuwse etsen en prenten.
“Dit boek wil vertellen hoe ze dijken hebben onderhouden en paarden hebben gefokt, hoe ze lezen en schrijven en rekenen hebben geleerd, het kerkelijke leven hebben georganiseerd en hun geloof hebben beleefd, hoe ze huwelijken hebben gesloten, handel hebben gedreven, conflicten hebben opgelost, verhalen hebben verteld, kinderen hebben opgevoed en voor armen, ouderen en zieken hebben gezorgd. Maar vooral: waarom ze al die dingen hebben gedaan zoals ze ze deden.”
De Hoeve en het hart is een gedetailleerd verslag van het boerenleven in de Gouden Eeuw, dat, mede door de authentieke teksten, ervoor zorgt dat je bijna voor je ziet hoe alles in zijn werk ging drie eeuwen geleden.
Een must voor alle (Nederlandse) geschiedenisliefhebbers.
Over de tijd van de Gouden Eeuw in Nederland zijn veel boeken en artikelen geschreven. Meestal spelen die zich dit af in de steden en vaak in het westen van het land. Ook doordat de stedelingen vaker dagboeken bijhielden, beter geschoold waren en vaker een briefwisseling in stand hielden dan de plattelanders. In De hoeve en het hart krijgen we een inkijkje in het leven van een boerenfamilie uit Herwijnen, Gelderland. Dit dankzij de briefwisseling die bewaard is gebleven tussen Arien van Rijckhuijsen (1671-1750) en zijn zoon Gijsbert, die in Leiden ging wonen.
“(…) een glimp van de binnenwereld van het boerenbestaan, waarbij zichtbaar wordt welke opvattingen hij koestert, wat hij belangrijk, goed of mooi vindt, welke verhalen over zijn familie hij aan volgende generaties wil doorvertellen.”
De gebeurtenissen spelen zich af na de Reformatie, wat een belangrijk omslagpunt was in de Nederlandse geschiedenis; men ging nadenken over het religieuze gedachtegoed. Ze wilden iemand die ze zou vertellen hoe ze moesten leven, en of dit nou een katholieke pastoor of een protestantse predikant was, was ze om het even.
Voorin het boek staat een summiere stamboom. Maar verderop in het verhaal worden diverse takken van de families verder uitgelicht met een eigen stamboom. In die tijd had bijna iedereen dezelfde naam, vernoemd naar vader, opa of andere familieleden en een achternaam werd gemaakt door de voornaam van de vader te nemen. (De zoon van Gijsbert Goertsen werd Alart Gijsberts bijvoorbeeld). In het verhaal zelf raak je de draad af en toe nog wel eens kwijt met al deze namen, dus deze extra geslachtslijsten zijn echt wel nodig.
De quotes die worden aangehaald zijn in de originele oudhollandse tekst overgenomen, maar wel leesbaar gemaakt door middel van interpunctie en met af en toe een vertaling ernaast. “‘t Was een lust om aen te zien, hoe aengenaem ‘t gewas van soomer-koorn, ende de weijlanden wit van klaver zijnde; dat nooijt oogen (bij een doorbraeck van dijcken) het velt, so beset en wit van klaver hebben gezien, altoos hier niet bekent. Waerdig om ter gedagtenis voor de nakomelingen op te schrijven.”
In het begin is het even wennen, maar je wordt al snel handig in het ontcijferen van deze teksten. Ook zorgt dit ervoor dat alles heel authentiek overkomt.
Wat mij opviel, is dat in het oudhollands woorden werden gebruikt die uit het Spaans voortkomen. Zoals divertatie, scribenten en pronosticatie. Het is duidelijk dat de Tachtigjarige Oorlog zijn invloed in de Nederlandse taal had achtergelaten.
Ook nu, in de eenentwintigste eeuw, zijn er dingen onveranderd gebleven. Vroeger bracht de man het geld binnen, dus als vrouw was het belangrijk om “goed” te trouwen. Zelfs mijn vader heeft ooit aan een vriendje van mij gevraagd hoeveel koeien hij had, anders mocht hij niet met mij uit. (Uiteraard was dit een grapje, maar in de generatie van voor mijn vader was dit vaak nog aan de orde van de dag). Ook zijn in de Gelderse en Overijsselse dorpen nog steeds de kerk en de kermis de belangrijkste sociale ontmoetingsplekken, heeft men in het dorp nog steeds een hekel aan die “stadsen” en staat het noaberschap hoog in het vaandel. Sommige dingen zullen nooit veranderen.
Het boek is in zes delen en een epiloog verdeeld: Eer, Liefde, Bezit, Werk, Cultuur, Geloof en De dood van Arien van Rijckhuisen. Het geheel is dan ook niet helemaal chronologisch, maar meer onderwerp gebonden. Per deel worden brieven van Arien en Gijsbert aangehaald die over dit thema gaan. Aan de hand van een anekdote van Arien legt de auteur het geschiedkundige daaromheen uit. De Bruijn weet alles heel erg goed te reconstrueren.
In die tijd waren er ontelbaar veel rechtszaken. Hiervan zijn veel documenten bewaard gebleven, zodat veel namen en gebeurtenissen te achterhalen zijn. Veel details zijn naar boven gekomen, zoals hoeveel morgen (een oude oppervlaktemaat, één morgen is iets minder dan een hectare) een boer bezat. Sommigen hielden een accuraat rekenboek bij, waar elke cent die gevorderd of betaald moest worden werd bijgehouden. Ook dit geeft veel informatie. En dan zijn er nog de diverse testamenten, huwelijkse voorwaarden en inboedellijsten die werden opgesteld. Ook dit geeft veel inzicht in hoe alles reilde en zeilde in die tijd. De verhalen van Arien zijn dan ook bijna allemaal op waarheid te checken.
Ondanks dat De hoeve en het hart geen roman is, maar een geschiedenisboek met veel feiten en historische anekdotes, wordt alles wel heel duidelijk en beeldend beschreven. Het geheel wordt omlijst met foto’s van onder andere authentieke rekenboeken, enkele originele brieven, inventarisaties van landbezit en landgebruik en afbeeldingen van Middeleeuwse etsen en prenten.
“Dit boek wil vertellen hoe ze dijken hebben onderhouden en paarden hebben gefokt, hoe ze lezen en schrijven en rekenen hebben geleerd, het kerkelijke leven hebben georganiseerd en hun geloof hebben beleefd, hoe ze huwelijken hebben gesloten, handel hebben gedreven, conflicten hebben opgelost, verhalen hebben verteld, kinderen hebben opgevoed en voor armen, ouderen en zieken hebben gezorgd. Maar vooral: waarom ze al die dingen hebben gedaan zoals ze ze deden.”
De Hoeve en het hart is een gedetailleerd verslag van het boerenleven in de Gouden Eeuw, dat, mede door de authentieke teksten, ervoor zorgt dat je bijna voor je ziet hoe alles in zijn werk ging drie eeuwen geleden.
Een must voor alle (Nederlandse) geschiedenisliefhebbers.
3
3
Reageer op deze recensie